Vectormeetkunde > Lijnen en hoeken
1234567Lijnen en hoeken

Uitleg

Bekijk de applet

Als je de vector r langer maakt zie je punt `A` over een rechte lijn bewegen.

Bij elk punt `A` hoort een plaatsvector `vec(v) = vec(p) + t*vec(r) =`
`= ((x),(y)) = ((0),(2)) + t*((2),(1))` .

Dit noem je een vectorvoorstelling van de lijn waar `A` op ligt.
r is een richtingsvector en p is een plaatsvector van de lijn.

Uit de kentallen van de richtingsvector kun je afleiden dat de richtingscoëfficiënt van de lijn 1 2 is. De bijbehorende vergelijking is `y=1/2x+2` ofwel `text(-)x+2y = 4` .

Elk punt `A` op de lijn heeft coördinaten `(0 + 2t, 2 + t)` . Je kunt gemakkelijk nagaan dat deze coördinaten voor elke waarde van `t` ook aan de vergelijking voldoen. Vergelijking en vectorvoorstelling zijn beide geschikte manieren om een lijn te beschrijven.

Opvallend is dat uit de vergelijking `text(-)x+2y=4` meteen een vector is af te lezen die loodrecht op de lijn staat, namelijk n = ( 1 2 ) , de normaalvector van de lijn.

Opgave 2

Bekijk de Uitleg 1. Bekijk wat een vectorvoorstelling van een lijn is.

a

Waarom is `((x),(y))=((0),(2))+p*((4),(2))` ook een vectorvoorstelling van de getekende lijn?

b

En is `((x),(y))=((-2),(1))+q*((2),(1))` ook een geschikte vectorvoorstelling? Licht je antwoord toe.

c

Hoe bepaal je vanuit een richtingsvector van de lijn de richtingscoëfficiënt?

d

Laat zien, hoe je nu een vergelijking van de lijn opstelt.

e

Wat is een normaalvector van de lijn? Ga met behulp van het inproduct na, dat een normaalvector en een richtingsvector van deze lijn loodrecht op elkaar staan.

f

Hoe kun je de normaalvector gebruiken om snel van een vergelijking een vectorvoorstelling te maken en omgekeerd?

verder | terug