Vectormeetkunde > Lijnen en vlakken
1234567Lijnen en vlakken

Verwerken

Opgave 8

Teken een balk O A B C . D E F G (of maak hem met GeoGebra) met A ( 6 , 0 , 0 ) , C ( 0 , 4 , 0 ) en D ( 0 , 0 , 4 ) . Punt P is het midden van A E en punt Q is het midden van D G .

a

Stel een vectorvoorstelling van lijn P Q op.

b

Stel een vectorvoorstelling van vlak A C D op

c

Stel een vergelijking van vlak A C D op.

d

Toon aan dat lijn P Q evenwijdig is met vlak A C D .

e

Bereken de afstand van punt F tot vlak A C D in twee decimalen nauwkeurig.

f

Onderzoek of de lijnen P Q en B G elkaar snijden.

Opgave 9

Gegeven is de kubus O A B C . D E F G met A ( 4 , 0 , 0 ) , C ( 0 , 4 , 0 ) en D ( 0 , 0 , 4 ) . Punt P is het midden van E F . Het vlak V gaat door punt G en staat loodrecht op lijn O P .

a

Stel een vergelijking op van vlak V .

b

Stel een vectorvoorstelling op van vlak V .

c

Bereken de snijpunten van vlak V met de ribben van de kubus.

d

Je kunt nu vlak V in de kubus tekenen. Stel vectorvoorstellingen op van de snijlijnen van vlak V met de kubus.

e

Bereken de snijpunten van vlak V met de drie coördinaatassen.

f

Bereken de afstand van punt P tot vlak V .

Opgave 10

Δ A B C is gegeven door A ( a , 0 , 0 ) , B ( 0 , b , 0 ) en C ( 0 , 0 , c ) .

a

Bereken de coördinaten van het zwaartepunt Z van deze driehoek.

b

Bereken de afstand van O tot Z .

Opgave 11

Hieronder wordt de positie van een punt P in de ruimte beschreven. Omdat de coördinaten van P nog variabelen bevat, beschrijft het punt een lijn of een vlak. Bepaal ingeval P een lijn beschrijft een vectorvoorstelling van die lijn en bepaal ingeval P een vlak beschrijft een vergelijking van dat vlak.

a

P = ( 1 + p + q , p + 2 q , p )

b

P = p ( 2 , 1 , -3 ) + q ( -4 , -2 , 6 )

c

P = ( 1 - p + 3 q , 4 - p + q , -1 + 2 p -4 q )

d

P = ( 1 , 0 , 1 ) + p ( 2 , -3 , 4 ) + q ( -1 , 0 , 0 )

e

P = ( 1 - p , 2 + p , 0 )

Opgave 12

Gegeven is de regelmatige vierzijdige piramide T . O A B C met A ( 4 , 0 , 0 ) , C ( 0 , 4 , 0 ) en T ( 2 , 2 , 6 ) . Punt P is het midden van ribbe O T .

a

Het vlak V door A , B en P snijdt ribbe C T in punt Q .Bereken de coördinaten van Q .

b

Toon aan dat vierhoek A B Q P een trapezium is.

c

Bereken oppervlakte van vierhoek A B Q P .

d

Bereken de afstand van T tot vlak A B Q P .

e

De vlakken A B T en O C T hebben een snijlijn l . Bereken het snijpunt van l met het O x z -vlak.

Opgave 13

De punten A ( 6 , 0 , 0 ) , B ( 0 , 6 , 0 ) , C ( -6 , 0 , 0 ) , D ( 0 , -6 , 0 ) en T ( 0 , 0 , 6 ) bepalen een regelmatig vierzijdige piramide T . A B C D . Punt P is het midden van A T en punt Q ligt op B T zo, dat B Q : Q T = 1 : 2 .

a

Welke coördinaten moet punt Q hebben? Licht je antwoord toe.

b

Het vlak V door P , Q en D snijdt ribbe B C in punt R . Bereken de coördinaten van R .

c

Bereken de afstand van punt O tot vlak V .

d

S is het snijpunt van V met lijn A C . Bereken de lengte van lijnstuk P S .

Opgave 14

Stel in een cartesisch O x y z -assenstelsel een formule op voor de afstand van punt O tot het vlak V gegeven door a x + b y + c z = d . Stel een algemene formule op van de afstand van P ( p 1 , p 2 , p 3 ) tot dit vlak V .

verder | terug