Vectormeetkunde > Onderlinge ligging
1234567Onderlinge ligging

Voorbeeld 1

Hier zie je lijn `l` door de punten `A(3, 0, 2)` en `B(0, 2, 0)` .
Verder zie je punt `P(2; 1; 1,5)` .
Onderzoek of `P` op lijn `AB` ligt en zo nee, bereken de afstand van `P` tot `l` .

> antwoord

`AB` : ( x y z ) = ( 0 2 0 ) + t ( 3 2 2 )
Ligt `P` op `AB` , dan is er een waarde van `t` waarvoor `(2; 1; 1,5) =(3t, 2 - 2t, 2t)` . Ga zelf na dat zo'n waarde van `t` niet bestaat.

De afstand van `P` tot lijn `AB` is de kortste lengte van de vector P Q  als `Q =(3t, 2 - 2t, 2t)` .
| P Q | =  ( 3 t 2 ) 2 + ( 1 2 t ) 2 + ( 2 t 1,5 ) 2 .
Deze lengte is minimaal als de uitdrukking onder het wortelteken minimaal is, dus als `17t^2 - 22t + 7,25` minimaal is. Ga na dat dit het geval is als `t=11/17` en bereken dan de gevraagde afstand.

Opgave 4

In Voorbeeld 1 zie je hoe je de (kortste) afstand van een punt tot een lijn kunt berekenen.

a

Loop de berekening na en bereken de gevraagde afstand in twee decimalen nauwkeurig.

b

Bereken zelf de afstand van A tot de lijn B P .

c

Waarom kun je de afstand van een punt tot een lijn niet op dezelfde wijze berekenen als van een punt tot een vlak?

verder | terug