In de Oudheid was een getal een hoeveelheid, samengesteld uit eenheden. Deze definitie
is terug te vinden in "De Elementen", het beroemde wiskundeboek van Euclides (ca.
300 v.Chr.). Zelfs werd toen niet als getal gezien en was nog helemaal niet in beeld. Het getal ontstond pas toen het tientallig stelsel als positiestelsel zijn intrede deed in
de Oud-Indische cultuur. De eerste cijfers ontstonden er in die tijd, evenals het
eerste idee van negatieve getallen.
De getallen
`0, 1, 2, 3, 4, ...`
worden tegenwoordig de natuurlijke getallen genoemd. Voeg je daar de negatieve getallen
aan toe dan spreek je van de gehele getallen. Veel getallentheorie gaat alleen over
natuurlijke getallen.
Je leert in dit onderwerp:
de natuurlijke en de gehele getallen onderscheiden;
werken met even en oneven getallen en priemgetallen;
een paar eigenschappen van deze getallen.
Voorkennis:
rekenen met getallen in het tientallig stelsel.