Soorten getallen > Bewijzen
123456Bewijzen

Uitleg

Je zit een middagje wat te spelen met kwadraten van oneven getallen:
`1^2 = 1`
`3^2 = 9 = 8 + 1`
`5^2 = 25 = 24 + 1`
`7^2 = 49 = 48 + 1`
enzovoorts.
Je krijgt het vermoeden:

Als a een oneven geheel getal is, dan is `a^2 - 1` deelbaar door `8` .

Maar is dat nu ALTIJD waar, dus voor ELK oneven getal?
Je zoekt een bewijs, een redenering die iedereen wel moet overtuigen, die waterdicht is.

Je bedenkt: `a = 2n + 1` , want oneven.
Dan is: `a^2 – 1 = (2n + 1)^2 – 1 = 4n^2 + 4n = 4(n^2 + n)` .
Dus is `a^2 - 1` in ieder geval een viervoud. Maar een achtvoud...?

Hopelijk zie je dat `a^2 - 1 = 4(n^2 + n) = 4n(n + 1)` .
Nu is ofwel `n` een even getal, ofwel zijn opvolger `n + 1` is dat.
Dus `n(n + 1)` is deelbaar door `2` .
En daarom is `a^2 - 1` deelbaar door `4 * 2` , dus door `8` .

Q.e.d.

Mooi hè, zo'n bewijs.
Q.e.d. staat voor "quod erad demonstrandum" (Latijn voor "wat te bewijzen was") en sluit traditiegetrouw een bewijs af.

Een paar opmerkingen nog:

  • Het gegeven bewijs was een direct bewijs: uitgaande van de eigenschappen van een oneven getal heb je het vermoeden bewezen.

  • Het vermoeden is nu een stelling geworden.

  • Het is een stelling van de vorm "Als..., dan...".
    Je noemt dat een implicatie en je gebruikt er wel een kortere schrijfwijze voor:
    `a` in oneven `=>` `a^2 - 1` is deelbaar door `8` .

Er bestaan ook indirecte bewijzen.
Daarbij ga je er van uit dat het vermoeden NIET geldig is en daaruit leid je een tegenspraak af, iets wat onmogelijk waar kan zijn.

Opgave 2

Bekijk de stelling die in de Uitleg wordt geformuleerd. Er is ook een heel ander bewijs van deze stelling mogelijk.

a

Ontbind a 2 - 1 in factoren.

b

Leg uit waarom beide factoren even getallen zijn.

c

Leg uit waarom één van die twee factoren een viervoud is.

d

Bewijs hiermee de stelling.

Opgave 3
Bekijk het getal `x = 1` .
Vat de vorige uitdrukking op als vergelijking.
Trek aan beide zijden x 2 af.
Je krijgt: `x - x^2 = 1 - x^2` .
Ontbinden: `x(1 - x) = (1 - x)(1 + x)` .
Beide zijden delen door `1 - x` geeft `x = 1 + x` .
Omdat `x = 1` wordt dit `1 = 1 + 1 = 2` .

Je ziet hier een "bewijs", namelijk het bewijs dat `1 = 2` .

Waar zit de fout in de redenering?

Opgave 4

Als n m oneven is, dan zijn zowel n als m oneven.

Onderzoek of dit waar is en zo ja, probeer dan een bewijs te vinden.

verder | terug