Een voorbeeld van modulair rekenen is klokrekenen met gehele urenaantallen: als je
bij uur uur optelt, krijg je uur, maar op de klok is dat weer uur.
Dat komt omdat je alleen rekent met de twaalf getallen
`0, 1, 2, 3, ..., 10, 11`
. Zodra je bij bent is dat weer
`0`
, etc.
Je zegt wel . Uitspraak: "
`12`
komt overeen met modulo
`12`
".
Noem nog drie getallen die overeen komen met `0 (mod.12)` .
Waarom komen alle getallen van de vorm met overeen met ?
Alle getallen die overeen komen met `3 (mod.12)` vormen de restklasse .
Welke getallen vormen de restklasse ?
Je kunt en op twee manieren berekenen: eerst de optelling / vermenigvuldiging uitvoeren en dan veelvouden van weglaten of eerst veelvouden van weglaten bij de afzonderlijke getallen en en de bewerking uitvoeren. Toon aan dat dit geen verschil maakt.
Bewijs dat en .
Delen is bij restklassen een heel ander verhaal. Je komt dit bijvoorbeeld tegen bij het oplossen van eenvoudige vergelijkingen.
Los op: `x + 5 -= 2 (mod.12)` .
Los op: `7x -= 3 (mod.12)` .
Welk probleem doet zich voor als je `2x -= 3 (mod.12)` wilt opossen?
In de moderne cryptografie (geheimschrift schrijven) wordt van het rekenen met restklassen gebruik gemaakt. Alle symbolen worden dan omgezet naar hun bijbehorende ASCII-code, naar tweecijferige decimale getallen. Vervolgens kun je elk symbool versleutelen naar bijvoorbeeld `f(x) -= 12 * x + 34(mod.97)` waarin de tweecijferige ASCII-code van het symbool voorstelt en de zogenaamde encryptiefunctie is. Door `mod.97` te werken gebruik je alleen de eerste ASCII-tekens.
Versleutel zo het woord WISKUNDE.
Hoe kun je het vanuit het versleutelde woord de oorspronkelijke tekst weer terugvinden? Gaat dat gemakkelijk?
Het vermoeden van Goldbach is een tot nu toe onbewezen vermoeden over getallen. Nog nooit heeft iemand een tegenvoorbeeld gevonden voor dit vermoeden, maar een bewijs...?
Op 7 juni 1742 schreef Christian Goldbach een brief aan Euler. Hij beweert hierin:
Elk even getal groter of gelijk aan `4` is te schrijven als de som van twee priemgetallen. |
Tot nu toe heeft niemand een sluitend bewijs kunnen vinden...
Het is één van de vermoedens in de wiskunde die nog openstaan voor een bewijs, dus voel je uitgedaagd!
Laat zien dat het vermoeden van Goldbach geldt voor de getallen en `76` . Probeer zelf nog maar een paar andere getallen.
Waarom is het onmogelijk (ook als je veel helpers zou hebben met snelle computers voor het rekenwerk) om de stelling op deze manier te bewijzen?
Zoek nog één of twee openstaande vraagstukken in de wiskunde en probeer er meer informatie over te verzamelen. Leg dit vast in een voor jou begrijpelijke tekst.