Laat zien dat voor de complexe getallen
`z_1=3+4i`
en
`z_2=2,4+i`
de vermenigvuldigregel (zie Theorie) geldt.
Ga na (zie
Ga ook na, dat:
`|z_2|=2,6`
en
`arg z_2≈0,39`
.
Nu is `z_1·z_2=(3+4i)(2,4+i)=3,2+12,6i` .
Hiervoor geldt: `|z_1·z_2|=sqrt(3,2^2+12,6^2)=13` en `arg(z_1·z_2)=arctan((12,6)/(3,2))≈1,32` .
Inderdaad geldt `|z_1·z_2|=|z_1|·|z_2|` en `arg z_1·z_2=arg z_1+arg z_2` .
Natuurlijk is dit nog geen bewijs voor de vermenigvuldigregel.
Het kan zijn dat `arg z_1+arg z_2` op meer dan `2π` uitkomt. In dat geval zullen `arg z_1·z_2` en `arg z_1+arg z_2` verschillen. Neem je echter de hoofdwaarde van het argument, dan ontstaat dit probleem niet.
Bekijk eerst in de
Schrijf en in de poolvoorstelling op.
Schrijf nu ook in de poolvoorstelling en controleer de vermenigvuldigregel.
Hoe zien beide complexe getallen er in de vorm uit?
Bereken nu met behulp van je antwoorden bij c.
Laat zien dat de antwoorden bij b en d met elkaar in overeenstemming zijn.
Oefen dit met de applet voor meerdere complexe getallen. In
In de
Bereken .
Schrijf nu zowel als in de poolvoorstelling. Controleer dat en .
Leg nu uit waarom de stelling van De Moivre voor uit de vermenigvuldigregel voor complexe getallen volgt.
Doe het voorgaande ook met en leg uit waarom de stelling van De Moivre voor uit de vermenigvuldigregel voor complexe getallen volgt.
Waarom geldt ?
Waarom volgt hieruit de stelling van De Moivre voor gehele waarden van ?