Omdat je in totaal `10` kg wilt maken van de `60` m% oplossing.
Omdat je in totaal `0,60 * 10 = 6` kg zwavelzuur in de oplossing wilt hebben.
De snijpunten met de assen zijn `(0 , text(-)3 )` en `(4 , 0 )` .
De grafiek is een rechte lijn door deze twee punten.
`y=3/4x-3`
`text(-)2x+y=2` : als `x=0` , dan is `y=2` en als `y=0` , dan is `x=text(-)1` .
`5x+2y=13` : als `x=1` , dan is `y=4` en als `x=3` , dan is `y=text(-)1` .
`(1, 4)`
`f(x) = 2x + 2` en `g(x) = text(-)2,5x + 6,5` .
`2x + 2 = text(-)2,5x + 6,5`
geeft
`4,5x = 4,5`
en dus
`x = (4,5)/(4,5) = 1`
.
`x = 1`
invullen geeft
`y = 4`
, dus het snijpunt wordt opnieuw
`(1, 4)`
.
Vaak kun je snijpunten maar moeilijk of helemaal niet aflezen uit de figuur. En werken met proberen en inklemmen kost veel tijd.
`1,50x+2,50y` |
`=` |
`1245` |
|
`2,50y` |
`=` |
`text(-)1,50x+1245` |
|
`y` |
`=` |
`(text(-)1,50x+1245)/(2,50)` |
|
`y` |
`=` |
`(text(-)1,50x)/(2,50)+1245/(2,50)` |
|
`y` |
`=` |
`text(-)0,6x+498` |
Dat kan, want `x=300` levert op `y=318` en dat zijn beide gehele getallen. Dus deze combinatie is mogelijk.
Noem het aantal verkochte grote vazen `x` en het aantal verkochte kleine vazen `y` . De volgende combinaties zijn mogelijk:
`x=0` en `y=48` , `x=5` en `y=36` , `x=10` en `y=24` , `x=15` en `y=12` , `x=20` en `y=0` .
`10` grote en `24` kleine vazen.
De snijpunten met de assen zijn snel te berekenen en hebben gehele coördinaten.
`2,5x+3,5y=35` geeft `5x+7y=70` en `7y = text(-)5x + 70` zodat `y= text(-) 5/7 x + 10` .
Los op
`text(-)20 = text(-) 5/7 x + 10`
.
Je vindt:
`x=42`
.
De snijpunten met de assen: `(0 , 5 )` en `(4 , 0 )` .
`y=text(-)1,25x+5`
Richtingscoëfficiënt
`= text(-)1,25`
en
`b=5`
De snijpunten met de assen zijn: `(0 , text(-)5 )` en `(4 , 0 )` .
`y=1,25x-5`
Richtingscoëfficiënt
`= 1,25`
en
`b=text(-)5`
`y=text(-)2 x+10`
Richtingscoëfficiënt
`=text(-)2`
en
`b=10`
`y=0,5 x-5`
Richtingscoëfficiënt
`=0,5`
en
`b=text(-)5`
`x=...` , waarin op de stippeltjes een getal staat.
Bijvoorbeeld `x=3` of `x=text(-)2` .
Je kunt de formule dan niet schrijven als
`y = f(x)`
.
Bij de meeste
`x`
-waarden hoort geen
`y`
-waarde en bij één
`x`
-waarde horen dan weer oneindig veel
`y`
-waarden. En bij een functie moet bij een toegestane
`x`
-waarde precies één
`y`
-waarde horen.
`f(x) =text(-) a/bx+c/b`
Je moet delen door `b` en delen door `0` kan niet.
`f(x) = c/b` of `y = c/b` , de grafiek hiervan is een horizontale lijn.
`x=c/a` , de grafiek hiervan is een verticale lijn.
`y=text(-) a/bx` , de grafiek hiervan gaat door de oorsprong `O(0 , 0 )` .
`y=2/3x-4`
Richtingscoëfficiënt
`= 2/3`
De grafiek is een rechte lijn door `(0, text(-)4)` en `(3, text(-)2)` .
`x=7,5`
Dit is geen functie.
`y=text(-)1/2x+3`
Richtingscoëfficiënt
`= text(-) 1/2`
De grafiek is een rechte lijn door `(0, 3)` en `(2, 2)` .
`y=1,5`
Richtingscoëfficiënt
`= 0`
De grafiek is een rechte lijn door `(0; 1,5)` en evenwijdig met de `x` -as.
`y=2/3x+2`
Richtingscoëfficiënt
`= 2/3`
De grafiek is een rechte lijn door `(0, 2)` en `(3, 4)` .
`y=3 x-12`
Richtingscoëfficiënt
`=3`
De grafiek is een rechte lijn door `(0, 2)` en `(3, 4)` .
`y=2 x+1`
Richtingscoëfficiënt
`= 2`
De grafiek is een rechte lijn door `(0, 1)` en `(1, 3)` .
`y=text(-)4 x+10`
Richtingscoëfficiënt
`= text(-)4`
De grafiek is een rechte lijn door `(0, 10)` en `(1, 6)` .
`x=2,25`
Geen richtingscoëfficiënt.
De grafiek is een rechte lijn door `(2,25; 0)` en evenwijdig met de `y` -as.
`y=text(-)2`
Richtingscoëfficiënt
`= 0`
De grafiek is een rechte lijn door `(0, text(-)2)` en evenwijdig met de `x` -as.
`l` : `(text(-)1 1/2, 0 )` en `(0, 3/4)`
`m` : `(1 3/5, 0)` en `(0, 2 )`
Gebruik GeoGebra, Desmos, of een GR en voer in:
`y_1=1/2*x+3/4`
en
`y_2=text(-)5/4*x+2`
.
Venster bijvoorbeeld:
`[text(-)4, 4]xx[text(-)4, 4]`
Met GeoGebra, Desmos of de GR vind je `(0,71 ; 1,11 )` .
Je kunt ook oplossen: `1/2x+3/4 = text(-)5/4x+2` .
Dit wordt `2x + 3 = text(-)5x + 8` en dus `7x = 5` zodat `x = 5/7 ~~ 0,71` .
Even invullen geeft `y ~~ 1,11` .
`a+s=90` en `0 ,90 a+1,05 s=90` .
Gebruik GeoGebra, Desmos, of een GR en voer in:
`y_1=text(-)x+90`
en
`y_2=text(-)7/6*x+100`
.
Venster bijvoorbeeld:
`[0, 100]xx[0, 100]`
.
Het snijpunt is `(60 , 30 )` , dus `30` pakken appelsap en `60` pakken sinaasappelsap.
`25` grote en `35` kleine ballen.
`(61,56; 3,37)`
`k`
:
`(63, 0)`
`l`
:
`(text(-)275, 0)`
`m`
:
`(4, 0)`
`a=4`
`c=text(-)2`
`a=2,4` en `c=text(-)6`
De ezel draagt `5` zakken en het muildier `7` .
Je gebruikt `x` kg van de `90` m% oplossing en `y` kg van de `50` m% oplossing.
In totaal maak je `10` kg, dus `x+y=10` .
In die `10` kg moet `0,6 * 10 = 6` kg zwavelzuur zitten. In de `90` m% oplossing zit `0,90*x` en in de `50` m% oplossing zit `0,50*y` kg, samen `0,90x+0,50y=6` .
`x+y=10` wordt `y = text(-)x + 10` .
`0,9x+0,5y=6` wordt `y = text(-)1,8x + 12` .
Zo ziet dat er uit in GeoGebra.
Dit kan met behulp van tabellen en inklemmen.
Je kunt ook beide vergelijkingen gelijkstellen: `text(-)x+10 = text(-)1,8x+12` .
Oplossen met de balansmethode geeft `x=2,5` en dus `y=7,5` .
Je mengt dus `2,5` kg van de `90` m% oplossing met `7,5` kg van de `50` m% oplossing.
In totaal `3` L, betekent `x+y=3` .
Het moet een `20` vol% oplossing worden, dus éénvijfde deel zoutzuur en viervijfde deel water. Daarom is `y=4x` .
Dit kun je oplossen met grafieken. Je schrijft dan `y=text(-)x+3` en `y=4x` en maakt daarvan de grafieken. Je kunt ook direct `text(-)x+3=4x` oplossen.
Je vindt dan `x=0,6` en dus `y=2,4` .
Gebruik dus `0,6` L zoutzuur en `2,4` L water.
`y=text(-)2,5 x+5` , r.c. `= text(-)2,5` .
`y=2/5x+1 2/5` , r.c. `= 2/5` .
`x=4` , geen r.c., grafiek is een lijn evenwijdig aan de `y` -as door `(4, 0)` .
`y=2` , r.c. `= 0` , grafiek is een lijn evenwijdig aan de `x` -as door `(0, 2)` .
Noem het aantal pakjes van € 9,00 `x` en het aantal pakjes van € 1,00 `y` .
Er geldt dan `x+y=1000` en `9 x+y=3000` .
Met de TI-84 ziet de grafiek er zo uit:
Er zitten `250` pakjes van € 9,00 in de bak.