Voor een andere bacteriekolonie geldt:
`B(t) = 4 * 1,5^t`
.
Hierin is
`B`
de hoeveelheid bacteriën en
`t`
de tijd in uren.
De tijd waarin de hoeveelheid verdubbelt volgt uit
`1,5^t=2`
en is dus
`t = \ ^(1,5)log(2)~~1,71`
.
De verdrievoudigingstijd is
`\ ^(1,5)log(3)~~2,71`
jaar.
De verzesvoudigingstijd is
`\ ^(1,5)log(6)~~4,42`
jaar.
De verzesvoudigingstijd vind je ook door de verdubbelingstijd en de verdrievoudigingstijd op te tellen:
`\ ^(1,5)log(2) + \ ^(1,5)log(3) = \ ^(1,5)log(6)`
Ofwel:
` \ ^(1,5)log(2 )+\ ^(1,5)log(3 )=\ ^(1,5)log(2 *3 )`
Als je twee logaritmen optelt, moet je de getallen waarop ze werken vermenigvuldigen.
De verachtvoudigingstijd van het saldo is
`\ ^(1,5)log(8 )`
. Die verachtvoudigingstijd vind je ook door drie keer de verdubbelingstijd te nemen.
`\ ^(1,5)log(8 ) ~~ 5,13`
en
`3 *\ ^(1,5)log(2 )~~5,13`
Er geldt:
`\ ^(1,5)log(2^3) = 3 *\ ^(1,5)log(2 )`
.
Dit geldt ook voor andere grondtallen en andere getallen.
Deze laatste eigenschap kun je gebruiken om op een rekenmachine een logaritme uit te rekenen met de log-knop. Deze knop werkt namelijk met grondtal
`10`
, een soort van standaardgrondtal van een logaritme dat je zelfs niet opschrijft:
`log(2) = \ ^(10)log(2)`
.
Als je
`1,5^t=2`
moet oplossen, kun je ook met grondtal
`10`
werken:
`1,5^t=2` geeft `log(1,5^t) = log(2)`
Nu kun je
`log(1,5^t)`
schrijven als
`t * log(1,5)`
.
De vergelijking wordt dan
`t * log(1,5) = log(2)`
en dus is
`t = (log(2))/(log(1,5))`
.
En dit kun je gewoon met je rekenmachine berekenen:
`t = \ ^(1,5)log(2) = (log(2))/(log(1,5)) ~~ 1,71`
.
Dit werkt met elk toegestaan grondtal.
In Uitleg 2 zie je voorbeelden van enkele eigenschappen van logaritmen.
Laat zelf zien dat de verdubbelingstijd plus de verviervoudigingstijd hetzelfde is als de verachtvoudigingstijd.
Schrijf dit ook met logaritmen op.
Schrijf als één logaritme: `\ ^(1,5)log(5) + \ ^(1,5)log(10)` .
Schrijf als één logaritme: `\ ^(1,5)log(6) - \ ^(1,5)log(2)` .
Leg uit waarom `5 * \ ^(1,5)log(3) = \ ^(1,5)log(3^5)` .
In Uitleg 2 wordt de vergelijking `1,5^t=2` opgelost met behulp van de `10` -logaritme.
Ga na dat inderdaad `\ ^(1,5)log(2) = (log(2))/(log(1,5)) ~~ 1,71` .
Los de vergelijking `4 * 1,5^t = 100` op met behulp van de `10` -logaritme. Geef je antwoord in twee decimalen nauwkeurig.