Een functie van de vorm `f(x)=\ ^(g)log(x)` heet een logaritmische functie.
`g` is het grondtal. Er moet gelden: `g gt 0` en `g≠1`
De grafieken van de functies
`y=g^x`
en
`y=\ ^(g)log(x)`
zijn elkaars terugrekenfunctie en elkaars spiegelbeeld in de lijn
`y=x`
.
De karakteristieken van
`y=\ ^(g)log(x)`
zijn af te leiden uit die van
`y=g^x`
:
alleen `x` -waarden boven `0` zijn toegestaan;
als `g gt 1` is de grafiek stijgend, als `0 lt g lt 1` dalend
de `y` -as is de verticale asymptoot van de grafiek
Alle functies die door transformatie uit `f(x)=\ ^(g)log(x)` kunnen ontstaan, heten logaritmische functies.