Periodieke functies > Sinus- en cosinusfunctiesOefenen
Gegeven is de functie `f` door `f(x) = sin(x)` met domein `[text(-)pi, 3pi]` .
Maak de grafiek van `f` .
`sin(0,25) = 0,247...` Voor welke waarden van `x` geldt ook `sin(x) = 0,247...` ?
Gegeven is de functie `f` door `f(x) = cos(x)` met domein `[text(-)pi, 3pi]` .
Maak de grafiek van `f` .
`cos(0,25) = 0,968...` Voor welke waarden van `x` geldt ook `cos(x) = 0,968...` ?
Geef alle exacte waarden van `x` waarvoor geldt:
`sin(x) = 0,5`
`cos(x) = text(-)0,5`
`sin(x) = text(-)1`
`cos(x) = text(-)1/2 sqrt(3)`
Gegeven is de functie `f(x)=text(-)sin(x-3)+2` met domein `[0,4pi]` .
Maak de grafiek van `f` .
Hoe ontstaat door transformaties de grafiek van `f` uit die van `y=sin(x)` ?
Bepaal de coördinaten van de toppen.
Gegeven is de functie `f(x)=0,5cos(x+pi)+4` met domein `[text(-)2pi,4pi]` .
Maak de grafiek van `f` .
Hoe ontstaat door transformaties de grafiek van `f` uit die van `y=cos(x)` ?
Geef de coördinaten van de toppen.