De belangrijkste periodieke functies zijn en met altijd in radialen. Je ziet hier hun grafieken ontstaan door een punt over een eenheidscirkel te bewegen. De draaihoek is zowel in graden als in radialen (de bijbehorende booglengte in de eenheidscirkel) gegeven. De (rode) sinusgrafiek ontstaat uit de lengtes van en de (blauwe) cosinusgrafiek uit de lengtes van . Beide grafieken lopen oneindig ver door als je ook draaihoeken buiten toelaat.
Beide grafieken herhalen zich met een periode van hetgeen overeen komt met het draaien van van tot .
Voor het omrekenen van graden naar radialen geldt radialen, dus rad.
Het domein van beide functies is , alle -waarden zijn toegestaan.
Het bereik van beide functies is .
De nulpunten van de sinusfunctie zijn of kortweg met een geheel getal.
De nulpunten van de cosinusfunctie zijn of kortweg .
Je ziet hier een deel van de grafiek van met in radialen waarbij alle waarden voor zijn toegestaan.
Bij welke waarden van zitten de maxima van deze grafiek? En hoe groot is zo'n maximum?
Bij welke waarden van zitten de minima van deze grafiek? En hoe groot is elk minimum?
Met je rekenmachine vind je
Voor welke waarden van
is de sinus even groot?
Ga na, dat
.
Bij welke waarden voor
in de gegeven grafiek vind je deze uitkomst?
Je ziet hier een deel van de grafiek van met in radialen waarbij alle waarden voor zijn toegestaan.
Bij welke waarden van zitten de maxima van deze grafiek? En hoe groot is zo'n maximum?
Bij welke waarden van zitten de minima van deze grafiek? En hoe groot is elk minimum?
Met je rekenmachine vind je
Voor welke waarden van
is de sinus even groot?
Ga na, dat
.
Bij welke waarden voor
in de gegeven grafiek vind je deze uitkomst?