Plaats en beweging > Vectoren
123456Vectoren

Voorbeeld 1

Gegeven zijn de punten `A(text(-)5, 2)` , `B(23, 16)` en `C(28, 14)` in een cartesisch assenstelsel.
Bereken de lengte en de richtingshoek van `vec(OA)` .
Laat zien dat de vectoren `vec(OA)` en `vec(CB)` gelijk zijn.
Waarom is `vec(BC)` niet gelijk aan `vec(OA)` ?

> antwoord

De componenten van `vec(OA)` zijn `text(-)5` en `2` . Dit geeft: `vec(OA) =((text(-)5), (2))` .
De lengte van `vec(OA)` is: `|vec(OA)| =sqrt( (text(-)5) ^2 +2^2 ) =sqrt( 29 )` .

De richtingshoek van `vec(OA)` wordt bepaald door de hoek `α` die lijn `OA` met de `x` -as maakt en daarvoor geldt: `tan(α)=2/5` .
Die hoek is ongeveer `21,8^@` .
Hieruit volgt de richtingshoek van `vec(OA)` : `180-21,8=158,2^@` .

De componenten van `vec(CB)` zijn `23 -28 =text(-)5` en `16 -4 =2` . Dit geeft: `vec(CB) =((text(-)5), (2))` .
`vec(CB)` heeft dus dezelfde kentallen en dezelfde lengte en richtingshoek als `vec(OA)` .
`vec(BC)` heeft de tegenovergestelde richting ten opzichte van `vec(CB)` en ook ten opzichte van `vec(OA)` : `vec(BC)=text(-)vec(OA)` .

Opgave 4

Gegeven zijn de punten `A(text(-)2, 1)` , `B(1, 6)` , `C(text(-)31, 12)` en `D(text(-)28, 17)` in een cartesisch assenstelsel. Bereken `| vec(AB) |` en `| vec(CD) |` en de richtingshoeken van `vec(AB)` en `vec(CD)` . Laat zien dat beide vectoren gelijk zijn.

Opgave 5

Bepaal lengte en richtingshoek van de vectoren:

`vec(a) =((12), (5))` , `vec(b) =((text(-)15), (7))` , `vec(c) =((text(-)5), (8))` , `vec(d) =((0), (text(-)5))` , `vec(e) =((13), (0))` en `vec(f) =((13), (text(-)25))`

verder | terug