Hier zie je hoe je met behulp van de rekenregels voor wortels enkele uitdrukkingen kunt vereenvoudigen.
Bekijk de herleidingen in Voorbeeld 1 en loop ze even na. Herleid zelf de volgende uitdrukkingen.
(met `a ge 0` )
(met `a ge 0` en `b ge 0` )
Een geodriehoek is rechthoekig met twee even lange rechthoekszijden. Neem aan dat die zijden de lengte hebben. Met de stelling van Pythagoras kun je dan de hypothenusa (een andere, meer internationale, naam voor de langste zijde van een rechthoekige driehoek) berekenen.
Neem . Toon aan dat de hypothenusa dan een lengte van heeft.
Toon aan dat de hypothenusa altijd een lengte van heeft.
Een rechthoekige driehoek met een hoek van `60^@` is de helft van een gelijkzijdige driehoek. Als de kortste rechthoekszijde een lengte van heeft, dan heeft de langste rechthoekszijde een lengte van .
Neem . Laat zien dat de langste rechthoekszijde is.
Toon aan dat in het algemeen de langste rechthoekszijde een lengte van heeft.
Van een kubus zijn alle zijvlaksdiagonalen even lang en alle lichaamsdiagonalen even lang. Neem een kubus met een ribbe van lengte .
Neem . Toon aan dat de lengte van elke zijvlaksdiagonaal is.
Toon aan dat de lengte van elke zijvlaksdiagonaal is.
Neem . Toon aan dat de lengte van elke lichaamsdiagonaal is.
Toon aan dat de lengte van elke lichaamsdiagonaal is.