Ongeveer `3568*sqrt(25) = 17840` m en dat is ongeveer `17,8` km.
Je moet oplossen: 
    `3568*sqrt(h) = 20000`
.
Eerst delen: 
    `sqrt(h) = 20000//3568 = 5,605...`
Kwadrateren: 
    `h ~~ 31,4`
 m.
`3568*sqrt(h) = 10000` geeft `sqrt(h) = 2,802...` en dus `h ~~ 7,86` m.
Nee, probeer maar een getallenvoorbeeld:
Als 
    `h = 1`
 dan is 
    `a = 3568`
 m.
Als 
    `h = 2`
 dan is 
    `a = 3568*sqrt(2)`
, dus als 
    `h`
 twee keer zo groot wordt, wordt 
    `a`
 met 
    `sqrt(2)`
 vermenigvuldigd.
Je kunt beginnen met beide zijden door 
    `3568`
 te delen, dan heb je de vorm 
    `sqrt(h) = ...`
 gemaakt en kun je daarna kwadrateren.
Je kunt hier ook meteen kwadrateren.
Bijvoorbeeld zo:
| `3568*sqrt(h)` | `=` | `1000*h` | 
                                                       beide zijden kwadrateren 
                                                    | 
                                                
| `12730624*h` | `=` | `1000000*h^2` | 
                                                       op 
    `0`
 herleiden 
                                                    | 
                                                
| `1000000h^2 - 12730624*h` | `=` | `0` | 
                                                       ontbinden in factoren 
                                                    | 
                                                
| `h(1000000h - 12730624)` | `=` | `0` | 
                                                       oplossing opschrijven 
                                                    | 
                                                
| `h=0` | `vv` | `h = 12,730624 ~~ 12,7` | 
Dus bij ongeveer m kun je `1000` keer je ooghoogte ver kijken.
`4 + sqrt(2x) = 18` geeft `sqrt(2x) = 14` en `2x = 14^2 = 196` , dus `x = 196//2 = 98` .
`3*sqrt(15 + x^2) = 15` geeft `sqrt(15 + x^2) = 5` en `15 + x^2 = 25` , dus `x^2 = 10` en `x = +-sqrt(10)` .
`25/(sqrt(1 + x^2)) = 5` geeft `sqrt(1 + x^2) = 25//5 = 5` en `1 + x^2 = 25` , dus `x^2 = 24` en `x = +-sqrt(24)` .
Omdat je bij direct kwadrateren aan de linkerzijde van het isgelijkteken `(4 + 2*sqrt(x))^2` krijgt en bij het wegwerken van de haakjes krijg je dan een drieterm die de vergelijking alleen maar ingewikkelder maakt.
    `x=1`
 substitueren: 
    `4 + 2*sqrt(1) = 2*1`
 geeft 
    `6 = 2`
 en dat klopt niet.
    `x=4`
 substitueren: 
    `4 + 2*sqrt(4) = 2*4`
 geeft 
    `8 = 8`
 en dat klopt wel.
Maak een tabel of gebruik GeoGebra of een GR.
De oplossing is de 
    `x`
-waarde van het snijpunt van beide grafieken.
    `4 + sqrt(2x) = 1/3 x + 5 1/3`
 geeft 
    `sqrt(2x) = 1/3 x + 1 1/3`
 en 
    `2x = (1/3 x + 4/3)^2`
, dus 
    `x^2 - 10x + 16 = 0`
.
Door ontbinden vind je 
    `x = 2 vv x = 8`
. Beide voldoen.
    `2 - sqrt(x) = x`
 geeft 
    `sqrt(x) = 2 - x`
 en 
    `x = (2 - x)^2`
, dus 
    `x^2 - 5x + 4 = 0`
 en 
    `x = 1 vv x = 4`
.
Alleen 
    `x = 1`
 voldoet.
`3 sqrt(x) = 14` geeft `sqrt(x) = 14/3` en `x = 196/9` .
`3 + sqrt(2x) = 14` geeft `sqrt(2x) = 11` en `2x = 121` , dus `x = 121/2 = 60,5` .
    `x + sqrt(x) = 6`
 geeft 
    `sqrt(x) = 6 - x`
 en 
    `x = (6 - x)^2`
, dus 
    `x^2 - 13x + 36 = 0`
.
Ontbinden geeft 
    `x = 4 vv x = 9`
. Alleen 
    `x = 4`
 voldoet.
Als je deze getallen in de formule invult komt er inderdaad `0` uit.
In het midden is 
    `x = 0`
.
Dit invullen in de formule geeft 
    `h = 5`
.
Dus 
    `5`
 meter.
    `sqrt(25 - x^2) = 4`
 geeft 
    `25 - x^2 = 16`
, ofwel 
    `x^2 = 9`
 en 
    `x = +-3`
.
De vrachtauto's moeten maximaal minder dan 
    `3`
 breed zijn.
Je kunt bijvoorbeeld 
    `BK = KV = x`
 m noemen.
Dan is 
    `x = sqrt((15-x)^2 + 3^2)`
.
Deze vergelijking kun je algebraïsch oplossen: 
    `x^2 = 225 - 30x + x^2 + 9`
 geeft 
    `30x = 234`
 en dus 
    `x = 234/30 = 7,8`
 m.
De lengte van het pad is 
    `2*7,8 = 15,6`
 m.
Los op: 
    `x + sqrt(8 - x^2) = 2x`
.
Beide zijden 
    `x`
 aftrekken geeft 
    `sqrt(8 - x^2) = x`
.
Kwadrateren geeft 
    `8 - x^2 = x^2`
 en dus 
    `2x^2 = 8`
 en 
    `x = +-2`
.
Het snijpunt is 
    `(2, 4)`
.
                
    `a`
 kun je berekenen met de stelling van Pythagoras in 
    `∆MPR`
. (Beredeneer eerst dat 
    `∆MPR`
 rechthoekig is!)
Daarin is 
    `MR=MQ`
 gelijk aan de straal van de aarde, dus 
    `40000/ (2 π) ≈6366200`
 m.
En dus is: 
    `a^2= (6366200 +h) ^2-6366200^2`
.
Zodat: 
    `a=sqrt( (6366200 +h) ^2-6366200^2)`
. 
Hieruit volgt: `a=sqrt( 12732400 h+h^2 )`
Omdat `h^2` heel veel kleiner is dan `12732400 h` kun je `h^2` verwaarlozen.
Dan is `a ~~ sqrt(12732400 h) ~~ 3568sqrt(h)` .
De straal van de maan is ongeveer 
    `1738`
 km.
Nu wordt: 
    `a=sqrt( (1738000 +h)^2 - 1738000^2) = sqrt( 3476000 h+h^2 )`
.
Ook nu kun je dit benaderen door 
    `a ~~ sqrt(3476000 h) ~~ 1864sqrt(h)`
.
Minder ver, vergelijk beide formules maar.
`x = 4 vv x = text(-)4` .
`x = 2` .
De rivierbodem is `12` m breed.
De rivierbodem is `2*sqrt(32)~~11,3` m breed.