Bij een tabel kun je een grafiek tekenen.
Teken een assenstelsel. Zet bij de assen wat je meet (grootheid) en met welke maat (eenheid). Maak een geschikte indeling voor de assen.
Teken de punten uit de tabel in de grafiek.
Verbind als dat kan de punten door een vloeiende lijn of door lijnstukjes.
Door het verbinden van de punten maak je het aflezen van waarden tussen de punten mogelijk. Ook kun je daarmee het verloop van de grafiek beter laten zien.
Als de waarden op de `x` -as of `y` -as ver van `0` af liggen, kun je een stukje van de grafiek weglaten. Zo blijft de grafiek mooi compact. Om aan te geven dat je een stukje weglaat, gebruik je een scheurlijn.