Bij een copyshop kun je folders laten drukken. Daar betaal je een vast bedrag van € 7,50 voor en de kosten per folder zijn € 0,10.
Tussen welke twee variabelen is er een verband?
Geef een formule bij dit verband.
Bereken met die formule de kosten voor het laten drukken van `100` folders.
Een zwembad wordt gevuld met water. In de tabel zie je de waterhoogte van het zwembad in cm gedurende de tijd in uren.
tijd (uren) | 0 | 0,5 | 1 | 1,5 | 2 | 2,5 | 3 | 3,5 | 4 |
waterhoogte (cm) | 0 | 20 | 40 | 60 | 80 | 100 | 120 | 140 | 160 |
Beschrijf het verband tussen de variabelen tijd en waterhoogte in woorden.
Geef een formule bij het verband tussen de waterhoogte en de tijd.