Een kaars is veertig centimeter lang en wordt aangestoken. De kaars wordt elk uur twee centimeter korter.
Er is dus een verband tussen de variabelen lengte in centimeters en brandtijd in uren.
De formule is: lengte
`=40 - 2 *`
brandtijd
Schrijf deze formule zo kort mogelijk.
Door voor de variabelen één letter te gebruiken, kun je de formule korter en overzichtelijker opschrijven.
De formule wordt dan bijvoorbeeld: `l =40 -2 *t`
Hierbij is:
`l` de lengte in cm
`t` de brandtijd in uren
Werk met de gegevens uit Voorbeeld 1.
Neem `t = 5` en bereken de lengte van de kaars.
Hoe groot is `l` als `t =10,5` ?
Hoe formuleer je de vraag bij b in gewoon Nederlands?
Een andere kaars wordt ook aangestoken. Hij is dertig centimeter lang en wordt elk uur anderhalve centimeter korter.
Schrijf een zo kort mogelijke formule op voor het verband tussen lengte en brandtijd.
Hoe groot is de lengte van de kaars als hij zes uur gebrand heeft?
Deze kaars en de kaars uit Voorbeeld 1 worden gelijktijdig aangestoken. Teken een grafiek van het verband tussen de lengte `l` en de brandtijd `t` van deze twee kaarsen.
Lees in de grafiek af wanneer beide kaarsen op zijn. Reken dat met de formules na.