Verbanden > Totaalbeeld
123456Totaalbeeld

Antwoorden van de opgaven

Opgave 1
a

Tussen de variabelen ritlengte in km en ritprijs in euro.

b

De ritprijs is `4,00` euro plus `2,50` maal de ritlengte.

c

De ritprijs is `4,00 + 2,50 xx 18 = 49,00` euro.

d

Een begin van de tabel:

ritlengte (km) 0 1 2 3 4 5
ritprijs (euro) 4,00 6,50 9,00 11,50 14,00 16,50

Je grafiek moet een rechte lijn vanaf `(0, 4)` en door bijvoorbeeld `(10, 29)` .

Denk om de bijschriften bij de assen.

e

De grafiek is een rechte lijn, omdat er bij elke extra gereden kilometer een vast bedrag ( `2,50` euro) bijkomt.

Opgave 2
a

ritprijs `= 4 + 2,50 xx ` ritlengte

b

ritprijs `=4 + 8,5 * 2,50 = 31,25` .

c

`8,4` km.

Opgave 3
a

ritprijs `= 3,25 + 8,5*2,75 ≈ 32,21` .

b

Bedrijf A is het goedkoopst:

Bedrijf A: `4 + 2,5 * 8,5 = 25,25` euro;

Bedrijf B: `3,25 + 2,75 * 8,5 = 26,63` euro.

c

Maak eerst deze tabel:

ritlengte (in km) 0 1 2 3 4 5 6
ritprijs (in euro) 3,25 6,00 8,75 11,50 14,25 17,00 19,75
d

Bij ritlengtes van minder dan `3` km is taxibedrijf B voordeliger.

Opgave 4
a

Bijvoorbeeld `A = l*b` .

b

Bijvoorbeeld `P = 4,50 + 7*a ` .

Opgave 5
a

`p = 3,20 + 2,00 * 16 = 35,20` .

b

`3,20 + 2,00 * x = 50` .

c

Maak eerst een tabel bij de formule met voor `x` de waarden `0, 5, 10, 15` en `20` .
Je vindt door aflezen uit de grafiek ongeveer `23,5` km.

d

`3,20 + 2,00 * x = 50` lijkt op: `3,20 + [...] = 50` en dus is: `[...] = 46,80` . Dit betekent: `2,00 * x = 46,80` en dit lijkt op: `2 * [...] = 46,80` , zodat `[...] = (46,80)/(2) = 23,40` . Je vindt dus `x = 23,4` km.

Opgave 6
a

Je verdient `7,50 + (2,50 xx 5) = 7,50 + 12,50 = 20` euro.

b

Tussen de variabelen aantal kistjes en loon (euro).

c

`L = k*2,50 + 7,50` of `L = 2,50*k + 7,50` of `L = 7,50 + k*2,50`

d

`L = 2,50 * 12 + 7,50 = 30 + 7,50 = 37,50` euro.

Opgave 7
a

Er is een verband tussen de variabelen premie en reistijd. Premie is de afhankelijke variabele en reistijd de onafhankelijke.

b

Als de reistijd `5` dagen langer is, dan is de premie telkens € 12,50 hoger. Het vaste bedrag per dag is dus € 2,50.

c

Voor `0` dagen betaal je `17,50 - 5 *2,50 = 5,00` euro. Die € 5,00 is de afsluitprovisie.

d

Je betaalt € 5,00 afsluitprovisie en daarnaast betaal je € 2,50 premie per reisdag.

e

premie `= 5,00 + 2,50 *` reistijd

f

`5,00 + 2,50 * 18 = 50,00` euro.

g

`p = 5,00 + 2,50*r` , waarbij `p` de premie in euro's is en `r` de reistijd in dagen.

Opgave 8
a

Bijvoorbeeld `L = 20 - 0,5*t` , waarbij `L` de kaarslengte in cm is en `t` de brandtijd in minuten.

b

`I = l*b*h` , waarbij `I` de inhoud in een inhoudseenheid (bijvoorbeeld cm3) en `l` de lengte, `b` de breedte en `h` de hoogte. `l` , `b` en `h` zijn in bijpassende lengte-eenheden (bijvoorbeeld cm).

c

`k = 5 + 0,08*a` , waarbij `k` de kosten in euro (?) zijn en `a` het aantal.

Opgave 9
a

Elk uur gaat er `1,5` cm van de beginlengte van `32` cm af.

b

`32 - 1,5*t = 0`

c

`t ≈ 21,3`

d

`t = 8` uur.

Opgave 10
a

`6 * 150 + 125 * 2,50 = 1212,50` euro.

b

`K = 150*t + 2,50*a`

c

De vergelijking is: `150*t + 50 = 1550` euro. De oplossing van de vergelijking is `t = 10` uur.

Opgave 11
a

Je vindt 8 x = 110 en dus x = 110 8 = 13,75 .

b

Je vindt x + 15 = 200 8 = 25 dus x = 25 - 15 = 10 .

Opgave 12Andere vormen van reizen
Andere vormen van reizen

Laat je resultaten door je docent beoordelen.

Opgave 13Snelheid van schaatsers
Snelheid van schaatsers
a

Neem afstand op de verticale as. De lijn gaat in ieder geval door `O(0, 0)` en door het eindpunt `E(256,5; 3000)` .

b

`3000/(256,5) = 11,6959 ~~ 11,70` m/s.

c

`a ≈ 11,7 * t`

d

Werk met gegevens van internet.

verder | terug