Teken in elke hoek op het werkblad de deellijn.
Teken de hoeken en teken er een deellijn in.
`/_A = 104^@`
`/_B = 36^@`
`/_C = 75^@`
`/_D = 260^@`
Teken `Delta ABC` met `/_ A = 50^@` , `AB = 6` cm en `AC = 4` cm.
Laat zien dat de bissectrices van de hoeken van deze driehoek door één punt `S` gaan.
Om punt `S` zitten zes hoeken. Geef met gelijke tekentjes aan welke van die hoeken gelijk zijn.
In deze figuur zijn de lijnen `p` en `q` evenwijdig.
Welke hoeken zijn gelijk aan `/_A_1` en waarom?
Waarom zijn `/_A_2` en `/_B_5` niet gelijk?
Welke hoek is wel gelijk aan `/_B_5` en waarom?
Gegeven is een parallellogram `ABCD` met `AB = 6` cm en `AD = 4` cm. Verder is `/_ BAD = 50^@` .
Teken dit parallellogram.
Welke hoek van dit parallellogram is gelijk aan `/_BAD` en waarom?