Als de noemer
`10, 100, 1000, ...`
is, kun je de breuk als decimaal getal schrijven:
`13/100 = 0,13`
;
`2/10 = 0,2`
;
`123/1000 = 0,123`
.
Bij andere breuken kan dat ook door de deling uit te voeren, met de hand of met een rekenmachine.
Zo is
`1/4 = 0,25`
en
`3/4 = 0,75`
.
En
`1/4`
van
`120`
is
`1/4 xx 120 = 0,25 xx 120 = 30`
.
En
`3/4`
van
`120`
is
`3 xx 1/4 xx 120 = 0,75 xx 120 = 90`
.
Soms gaat het aantal decimalen eindeloos door. Dan werk je vaak met een benadering: `2/7 ~~ 0,286` .