Probeer zelf een oplossing te verzinnen. In de Uitleg 1 zie je een handige manier.
Uit volgt .
Dan is .
Nu hoef je hierbij alleen nog de hoogte van Jan's oog boven de grond op te tellen.
Vergelijk jouw antwoord met dat in de uitleg.
Die wordt ook groter, tot hij wordt, dan is er opeens geen helling!
Dan is de tangens van de hellingshoek . Bij een centrale component van hoort een zijwaartse component van .
geeft .
De hoogte van de koeltoren is ongeveer m.
geeft m.
geeft m.
De weerballon is ongeveer m gestegen.
Nu is . Dus cm.
De omtrek is ongeveer cm.
geeft m.
De boom is ongeveer m hoog, dus dat gaat net goed.
geeft m.
De straal is ongeveer m.
De verticale (zijwaartse) component is en de horizontale (centrale) component is genoemd in de figuur.
Doen. Denk aan analogierekenen: omdat is .
. Dus m.
De helling is gelijk aan de verticale component gedeeld door de horizontale component. Als je de uitkomst met vermenigvuldigt, krijg je het hellingspercentage.
Op je rekenmachine moet je zoiets als of invoeren.
geeft .
De hellingshoek is dus ongeveer .
m.
geeft m.
Je ziet ziet in de figuur dat de vector tegen de hoofdrichting in schuin omhoog loopt. Omdat dit tegen de centrale richting in is, wordt de helling met een negatief getal aangeduid.
Uit volgt .
Het negatiefteken betekent dat de centrale component tegen de hoofdrichting in gaat en dat klopt met de figuur.
.
geeft .
geeft .
geeft .
geeft .
Het punt waar de ladder de muur raakt zit boven de grond.
De lengte van de ladder kun je nu uitrekenen met behulp van de stelling van Pythagoras. Je vindt ongeveer m.
Noem de afstanden tot de schepen en .
Dan is en .
Hieruit volgt dat m en m.
Hun onderlinge afstand is daarom ongeveer m.
Noem de hellingshoek .
geeft .
Noem de lengte van de trap .
geeft m.
Noem deze hoek .
geeft .
Noem deze hoek .
geeft .
Met de stelling van Pythagoras bereken je dat cm
geeft .
Als het midden van is, dan bereken je met de stelling van Pythagoras dat cm
geeft .
Doen, werk met de applet.
De vector van naar met hellingshoek ligt als een richtingsvector op de lijn en heeft een horizontale component van en een verticale component van .
En dus is .
geeft .
geeft .
Lijn
`l`
gaat door
`(0, 2)`
en
`(2, 8)`
.
Lijn
`m`
gaat door
`(0, 2)`
en
`(2, 3)`
.
Je vindt door opmeten ongeveer .
Voor lijn geldt: en dus .
Voor lijn geldt: en dus .
Je trekt beide hellingshoeken van elkaar af.
De gevraagde hoek tussen en is .
Voor lijn geldt: en dus .
De gevraagde hoek tussen en is ongeveer .
(Hoewel we nu liever als antwoord geven. Twee lijnen maken immers twee verschillende hoeken met elkaar.)
`BC ~~ 137,4` .
`alpha~~30,3^@` .
Hellingshoek ongeveer `6,3^@` en stijging ongeveer `547` m.