Een cilinder heeft een diameter van cm en een hoogte van cm. Bereken de inhoud en de oppervlakte van deze cilinder.
Voor de inhoud gebruik je de formule , waarin de oppervlakte van het grondvlak en de hoogte is.
Nu is en .
En dus is cm3.
Voor de oppervlakte moet je weten hoe de uitslag van een cilinder er uit ziet. Die bestaat uit twee cirkels en een rechthoek. De rechthoek heeft breedte cm en als lengte de omtrek van de grondcirkel cm.
Dus krijg je cm2.
In Voorbeeld 1 worden de inhoud en de oppervlakte van een cilinder met gegeven diameter en straal berekend. Neem nu een cilinder met diameter en hoogte precies keer zo groot.
Laat zien dat de inhoud van deze cilinder keer zo groot is als die van de cilinder in het voorbeeld.
Leg uit hoe de oppervlakte van de cilinder in het voorbeeld wordt berekend.
Laat zien dat de oppervlakte van de cilinder in deze opgave keer zo groot is als die van de cilinder in het voorbeeld.
Een cilindervormig groentenblik heeft een straal van cm en een hoogte van cm. Het blik is gemaakt van metaal met een dikte van mm. De straal en de hoogte zijn gemeten aan de binnenkant van het blik. Je wilt de hoeveelheid metaal die voor dit blik nodig is berekenen als er een plastic deksel op zit.
Je kunt dit op twee manieren doen: de oppervlakte van het blik berekenen en die met de dikte vermenigvuldigen, of van de inhoud van een blik met een straal van cm en een hoogte van cm de inhoud van een blik met straal cm en hoogte cm aftrekken.
Voer beide berekeningen uit en geef je antwoord in mm3 nauwkeurig. Waardoor ontstaat het verschil tussen beide antwoorden?
Van een cilinder is het vooraanzicht een rechthoek met een oppervlakte van cm2. Het bovenaanzicht is een cirkel met een oppervlakte van cm2.
Bereken de hoogte van de cilinder in mm nauwkeurig.
Van een cilindervormig literblik zijn hoogte en diameter gelijk.
Bereken de hoogte van de cilinder in mm nauwkeurig.