Van Apeldoorn naar Deventer is het met de auto `16` km over de snelweg. Met een snelheid van `120` km/h wordt er iedere minuut `120/60=2` km afgelegd. De afgelegde afstand is bij een vaste snelheid recht evenredig met de tijd: als de reistijd twee keer zo lang wordt, dan wordt ook de afgelegde afstand twee keer zo groot.
Hoe hoger de snelheid, hoe korter de reistijd over die `16` km. De reistijd is omgekeerd evenredig met de snelheid: wordt er twee keer zo snel gereden, dan is de helft van de reistijd nodig.
Bij een snelheid van `120` km/h is de reistijd `16/120*60 =8` minuten.
Door de drukte kan er (gemiddeld) maar `60` km/h gereden worden. Dan is de reistijd `16/60*60 =16` minuten.
De reistijd `t` in minuten kan berekend worden door de afstand van `16` km te delen door de snelheid `v` (km/h) en met `60` te vermenigvuldigen: `t=16/v*60 =960/v` .
Bekijk de grafiek van zo'n omgekeerd evenredig verband. Voor snelheden dicht bij `0` wordt de reistijd heel erg groot. Voor hele grote snelheden wordt de reistijd vrijwel `0` .
Gebruik de gegevens uit Uitleg 1.
Welk soort verband bestaat er tussen de afgelegde weg en de tijd bij een vaste snelheid?
Vul in: als bij een vaste snelheid de reistijd drie keer zo lang wordt, dan wordt de afgelegde afstand ... keer zo groot.
Welk soort verband bestaat er bij een vaste afstand tussen de reistijd en de snelheid?
recht evenredig verband
omgekeerd evenredig verband
Vul in: wordt er vier keer zo snel gereden, dan wordt de reistijd ... keer zo groot.
De reistijd
`t`
in minuten kan berekend worden door de afstand van
`16`
km te delen door de snelheid
`v`
(km/h) en met
`60`
te vermenigvuldigen.
Waarom moet er met
`60`
vermenigvuldigd worden?
Leg uit waarom bij snelheden dicht bij `0` de reistijd heel erg groot wordt.