Om de hoek tussen twee lijnen te berekenen, bereken je de grootte van de hellingshoek (de hoek met de
`x`
-as) van beide lijnen. Deze hellingshoeken trek je van elkaar af.
Bekijk de figuur.
Je ziet de lijnen `l: y=0,25 x+1` en `m: y=0,5 x` .
De grootte van de hellingshoek van `l` bereken je zo:
`l`
heeft als hellingsgetal, ofwel richtingscoëfficiënt
`0,25`
.
Je ziet in de figuur een rechthoekige driehoek waarvoor geldt:
`tan(β)=(0,25)/1 = 0,25`
en dus is
`β ~~ 14,04^@`
;
Om terug te rekenen vanuit de tangens gebruik je `arctan(0,25)` . De grafische rekenmachine kent hiervoor een functie als `tan^(text(-)1)` , of `arctan` .
Voor `m` geldt `tan(alpha)=0,5` . Dan is `alpha = arctan(0,5)~~26,57^@` .
Bereken de hoek tussen de lijnen: `26,57^@ - 14,04^@ ~~ 12,53^@` .
Opmerking: bij een negatieve richtingscoëfficiënt hoort ook een negatieve richtingshoek, je draait als het ware de andere kant op vanuit de `x` -as. De hellingshoek ligt zo altijd tussen de `text(-)90^@` en `90^@` .
Bestudeer Uitleg 1.
Bereken op dezelfde manier de hoek tussen de lijnen `l: y=0,5 x` en `k: x-3 y=6` .
Bereken op dezelfde manier de hoek tussen de lijnen `l: y=0,5 x` en `k: x+3 y=6` .
Moet je bij het berekenen van de hoek tussen twee lijnen altijd de twee hellingshoeken van elkaar aftrekken?