Een kaars is twintig centimeter lang en wordt aangestoken. Je meet aan het begin van elk uur de lengte van de kaars.
De tabel beschrijft een verband tussen de variabelen brandtijd en lengte. Elk uur wordt de lengte twee centimeter korter vanaf een beginlengte van twintig centimeter.
brandtijd (uur) | 0 | 1 | 2 | 3 |
lengte (cm) | 20 | 18 | 16 | 14 |
Dus: lengte
`= 20 -`
brandtijd
`xx 2`
.
Dit noem je een formule. Er zijn twee variabelen: brandtijd en lengte. Let op als je gaat rekenen met deze formule: vermenigvuldigen gaat voor aftrekken.
Als brandtijd is `5` uur, dan geldt lengte `= 20 - 5 xx 2 = 10` cm.
In de Uitleg 1 vind je een formule voor een opbrandende kaars.
Laat met behulp van deze formule zien dat de kaars bij aansteken cm lang is.
Bereken met behulp van de formule de kaarslengte bij brandtijd `= 7` .
In de grafiek lijkt de kaars na uur te zijn opgebrand. Reken met behulp van de formule na dat dit inderdaad het geval is.
Het handige van zo'n formule is dat hij ook bruikbaar is bij de berekening van kaarslengtes op tijdstippen die geen geheel aantal uren zijn.
Bereken met behulp van de formule de lengte van de kaars na uur.
Je kunt met de formule zelfs helemaal precies berekenen hoe lang de kaars zou moeten zijn bij een brandtijd van bijvoorbeeld `6` uur en `23` minuten.
Welke waarde moet je dan voor brandtijd in de formule invullen?
Bereken de bijbehorende kaarslengte. Geef je antwoord ook in breuken en rondt niet af.
Waarom is in het geval van het opbranden van een kaars zo'n heel precies antwoord eigenlijk onzinnig?
Een kaars heeft een beginlengte van vijftien centimeter. Deze kaars brandt2gelijkmatig op. Omdat hij dikker is dan de kaars in de uitleg, wordt hij elk uur een halve centimeter korter.
Wat is de lengte van deze kaars als de brandtijd vijf uur is?
Stel voor deze kaars een formule van de lengte (cm) afhankelijk van de brandtijd (uur) op.