Bekijk de lijnen `a` , `b` , `c` en `d` , `e` . Neem onderstaande tabel over en geef aan wat de onderlinge ligging van de lijnen is: snijden S, loodrecht L of evenwijdig E.
`a` | `b` | `c` | `d` | |
`a` | ||||
`b` | ||||
`c` | ||||
`d` |
Teken twee snijdende lijnen `l` en `m` . Teken een punt `P` dat niet op de lijnen ligt. Teken een lijn door punt `P` evenwijdig aan lijn `l` . Noem die lijn `n` .
Teken een lijn door punt `P` loodrecht op lijn `m` . Noem die lijn `k` .
Geef het snijpunt van de lijnen `k` en `m` aan als punt `Q` en het snijpunt van de lijnen `k` en `l` aan als punt `R` .