Figuren > Afstanden
1234567Afstanden

Voorbeeld 1

Lijnstuk `PS` staat loodrecht op lijn `l` en op lijn `m` . De lengte van lijnstuk `PS` is de afstand van punt `P` tot lijn `l` . Die afstand is `5` cm. Als je `S` verplaatst wordt de lengte van `PS` groter en is er geen sprake meer van de kortste afstand.

Lijn `p` is de loodlijn door `P` op de evenwijdige lijnen `l` en `m` . De afstand tussen beide lijnen is de lengte van lijnstuk `ST` . Deze afstand wordt dus ook loodrecht op beide lijnen gemeten, hij is `1,4` cm.

Opgave 3

Bekijk de figuur. De lijnen `l` en `m` zijn evenwijdige lijnen.

a

Teken de afstand van punt `Q` tot lijn `l` op het werkblad.

b

Waarom is de lengte van het lijnstuk bij a gelijk aan de afstand tussen `l` en `m` ?

c

Meet de afstand tussen de lijnen `l` en `m` in cm nauwkeurig.

Opgave 4

Bekijk de figuur.

a

Hoe groot is de afstand tussen de lijnen `l` en `n` ?

b

Bepaal de afstand van `Q` tot `n` in cm nauwkeurig. Gebruik het werkblad om de afstand te bepalen.

c

Teken alle punten die even ver van `n` liggen als puntĀ  `Q` .

verder | terug