Je ziet vlieger `A B C D` . Er is één symmetrieas. Dit betekent dat `A B` en `A D` even lang zijn, net als `B C` en `C D` .
De kenmerkende eigenschappen zijn:
De vlieger is lijnsymmetrisch ten opzichte van lijn `AC` .
De twee hoeken bij `B` en `D` zijn even groot.
De diagonalen snijden elkaar loodrecht.
Diagonaal `B D` deelt diagonaal `A C` doormidden.
Als alle vier de zijden gelijk zijn, dan heb je een ruit. Er zijn dan (minstens) twee symmetrieassen. Een ruit is ook puntsymmetrisch en draaisymmetrisch met een kleinste draaihoek van `180^@` .
Bekijk de vlieger in de applet in Voorbeeld 2.
Welke twee punten kun je vrij bewegen? En waarom kun je de andere twee niet vrij bewegen?
Hoe volgt uit de symmetrie dat de diagonaal die op de symmetrieas ligt de andere diagonaal loodrecht middendoor deelt?
Hoe maak je in de applet van vlieger `A B C D` een ruit? Kan deze vlieger ook een vierkant worden?
Hoeveel gegevens heb je nodig om een vlieger te tekenen? Geef een voorbeeld.
Hoeveel gegevens heb je nodig om een ruit te tekenen? Geef een voorbeeld.