Omdat er altijd verschillende soorten meetfouten op zullen treden. Bij het meten met een meetlint moet je om te beginnen al (correct) op hele mm afronden.
Omdat je de verhouding van 2 meetwaarden gaat berekenen, wil je eigenlijk dat beide meetwaarden zo groot mogelijk zijn. Kleine afrondfouten hebben dan relatief steeds minder invloed op de grootte van teller en noemer en dus ook op de uiteindelijk berekende verhouding.
355113≈3,14159
omtrek =3,14159⋅1000≈3142 mm.
De omtrek van de vijfhoek is veel kleiner dan die van de cirkel. De zijden zijn de kortste afstand tussen twee hoekpunten en dat is hier nog veel kleiner dan het stuk van de cirkel tussen die twee hoekpunten.
Bij een achtentwintighoek is de benadering voor het eerst 3,14 .
diameter =2⋅ straal =2⋅1=2
omtrek =π⋅ diameter =π⋅2≈6,2832
π≈3,141592654
π-227≈0,001264489
π⋅60≈188,5 cm.
De kwartcirkel heeft een lengte van 14⋅π⋅60≈47,1 cm.
Elke straal is 30 cm lang.
De omtrek van de cirkelsector is dus ongeveer 2⋅30+47,1=107,1 cm.
π⋅10=31,415...≈31,4 cm.
2⋅π⋅5≈31,4
π⋅25≈78,54
2⋅π⋅25≈157,08
De omtrek is π⋅20≈62,8 m.
De omtrek van het grasperk is
2πr=2⋅π⋅4≈25,1
m, en
25,10,6≈41,9
.
Er zijn ongeveer
42
struikjes nodig.
25=2πr geeft r=252π≈3,98 cm.
30=πd en d=30π≈9,55 cm.
200⋅0,55=110 m.
110=2πr geeft r=1102π≈17,5 m.
Of bereken eerst de diameter met d=110π≈35,01... m, en deel het antwoord door 2 .
r=d2=110π/2≈17,5 m.
2⋅5+72360⋅π⋅10=16,283...≈16,28 cm.
r=25 cm, dus d=2r=2⋅25=50 cm
omtrek (cirkelsector) =2⋅25+113360⋅π⋅50≈99,31 cm.
Ongeveer 120⋅0,55=66 m.
omtrek (cirkelsector) 66=2r+13π⋅2r=2r+23π⋅r=(2+23π)r , dus r=662+23π≈16,1 m.
De cirkel van de mug heeft een omtrek van
2π⋅30=188,5...
cm.
De cirkel van de vlieg heeft een omtrek van
2π⋅10=62,8...
cm.
Het verschil is 188,5...-62,8...≈126 cm.
Of bereken het verschil meteen:
2π⋅30-2π⋅10=2π⋅20=40π≈126 cm.
De omtrek bestaat uit 4⋅12=2 kleine cirkels met d=202=10 cm en 2⋅12=1 grotere cirkel waarvan d=20 cm. De totale omtrek in één keer uitrekenen is het handigste:
omtrek =2⋅π⋅10+1⋅π⋅20=40π≈126 cm.
r=20 cm, dus d=2r=2⋅20=40 cm.
omtrek (cirkelsector) =2⋅20+32360⋅π⋅40≈51,2 cm.
In 15 minuten legt de wijzer 1560=14 deel van een volle hoek af, waarvan d=2⋅1,5=3 m.
lengte (cirkelboog) =14⋅π⋅3≈2,36 m.
Elk rondje is π⋅d=3π m en duurt 1 uur. De 365⋅24=8760 rondjes per jaar leveren een afgelegde weg op van 8760⋅3π≈82561 m en dat is minder dan 100 km, dus het antwoord is: nee.
Voor de straal van de cirkels blijft over: 7-52=1 cm. De 4 kwartcirkels vormen samen 1 cirkel met een diameter van 2⋅1=2 cm. Daarnaast bestaat de omtrek nog uit 2 zijden van 10 cm en 2 zijden van 5 cm.
De totale omtrek is: 2π+2⋅10+2⋅5≈36,3 cm.
De omtrek van zijn wiel is 71⋅π cm. De totale afstand die Jan aflegt, is ongeveer 420000 cm. Zijn trappers gaan daarom ongeveer 42000071⋅π≈1883 keer rond.
Trek in gedachten de diameter van de grote cirkel (zie figuur). Hierin past precies driemaal de diameter van één balletje. Voor de diameter van een balletje geldt: d=125,7π mm, dus de diameter van de doos bedraagt 3⋅125,7π=377,1π mm. De omtrek van de doos is dus 377,1π⋅π=377,1≈377 mm.
Dit is de meest nauwkeurige manier van berekenen. Als je de tussenwaarden wilt uitrekenen en daarmee verder wilt rekenen, moet je dit met genoeg decimalen doen, of liever nog: doorrekenen met de waarden van de rekenmachine.
De diameter is
40000π≈12732
km.
Dus de straal van de aarde is
40000π/2≈6366
km.
Ongeveer 6,28 m.
Maak eventueel zelf eerst een schets van de situatie. Het gaat om twee cirkels. Noem de diameter van de aarde D , dan gaat het om een cirkel op het aardoppervlak met d=D en een cirkel 1 m boven het aardoppervlak met d=D+2 . Het touw steekt namelijk aan weerszijden van de aarde 1 m boven het aardoppervlak uit. Gevraagd wordt naar het verschil in omtrek van deze 2 cirkels.
Dit verschil is π⋅D-π⋅(D+2) , dus: π⋅D-π⋅D+π⋅2=2π≈6,28 m.
De omtrek van de baan van de Maan is ongeveer 2π⋅384400≈2415256 m. De snelheid van de Maan in zijn baan om de Aarde is dus ongeveer 241525627,32≈88406 m per dag. Dat is ongeveer 88,406/24=3,68 km/h.
21,6 cm.
Ongeveer 10,8 cm.
≈39,3 cm.