Als de noemer
`10`
,
`100`
,
`1000`
, ... is, kun je de breuk als decimaal getal schrijven:
`13/100 = 0,13`
;
`2/10 = 0,2`
;
`123/1000 = 0,123`
.
Bij andere breuken kan dat ook door de deling uit te voeren, met de hand of met een rekenmachine.
Soms gaat het aantal decimalen eindeloos door:
`2/7 = 0,28571428571428... = 0,ul(285714)`
.
Dan werk je vaak met een benadering:
`2/7 ~~ 0,286`
.
Worden er exacte uitkomsten gevraagd, mag je niet benaderen en blijft de breuk staan.