Een schip vaart op een koers van met het noorden en heeft een snelheid van km/uur en is gestart in punt . Na uur is het aangekomen in punt . Zie de figuur hiernaast.
Deze "verplaatsing" kun je voorstellen door een pijl van naar . Je spreekt van een "vector" . Vector heeft een lengte van km en maakt een hoek ten opzichte van een vooraf vastgestelde richting. Voor koersen is dat meestal het Noorden.
Je kunt de vector "ontbinden in twee loodrechte componenten" , namelijk een component in de noordelijke richting en een component in de oostelijke richting. Deze twee componenten staan loodrecht op elkaar. In de figuur zijn dit de vectoren en . Als je de figuur op schaal tekent, dan kun je vaststellen dat het schip ongeveer kilometer ten noorden van punt en kilometer ten oosten van punt zit.
De componenten waarin je de vector kunt ontbinden, hangen af van de koershoek met het Noorden. Die hoek heeft bovendien een bepaalde richting. Bij koersen worden hoeken ten opzichte van het Noorden en met de klok mee getekend.
Bekijk de Uitleg 1.
Door met de applet te werken kun je in de volgende gevallen de twee componenten van vector vinden. Bepaal ze in tienden van km nauwkeurig.
Het schip heeft uur gevaren met een koershoek van .
Het schip heeft uur gevaren met een koershoek van .
Het schip heeft uur gevaren met een koershoek van .
Het schip heeft uur gevaren met een koershoek van .
Bekijk Uitleg 1. Je kunt ook koershoeken maken die groter zijn dan . Neem bijvoorbeeld een koershoek van en een vaartijd van uur.
Bepaal de componenten van de vector .
Bij welke hoeken zijn de componenten in zuidelijke richting en in westelijke richting?
Met welke componenten heb je te maken bij een koershoek van meer dan , maar minder dan ?