Deze hoeken zijn gegeven in graden. Bereken de bijbehorende booglengtes in de eenheidscirkel in radialen.
`30^@` , `20^@` , `10^@` , `270^@` , `360^@` , `455^@` , `780^@`
De booglengtes zijn in de eenheidscirkel gegeven. Bereken de bijbehorende hoeken in graden.
`1/2 π` ; `1/3 π` ; `3/4 π` ; `1` ; `π` ; `3,1416` ; `10 π`
Gebruik eventueel een eenheidscirkel.
Bereken exact `sin(1/6 pi)` , `sin(text(-)1/3 pi)` , `cos(1/4 pi)` .
Bereken exact de grootte van `sin(5/6 pi)` , `cos(3/4 pi)` , `sin(4/3 pi)` , `sin(11/6 pi)` en `cos(5/3 pi)` .
Gegeven is `sin(x) = 1/2 sqrt(3)` .
Geef in een eenheidscirkel alle waarden van `x` met `0 le x lt 2 π` aan die hieraan voldoen.
Noteer alle waarden van `x` die hieraan voldoen. Geef exacte waarden.
Je weet, dat
`sin(1/6 pi) = 1/2`
.
Onderzoek welke waarden van
`x`
voldoen aan
`sin(x) = text(-)1/2`
.
Geef in een eenheidscirkel alle waarden van `x` op het interval `[0, 2pi]` aan die hieraan voldoen.
Geef alle waarden van `x` die hieraan voldoen. Gebruik exacte waarden.
Leg uit waarom:
`sin(x) = sin(3π-x)`
`cos(x) = cos(6pi-x)`
`cos(x) = sin(x-21,5pi)`