Bewijs: `a^2` is even `hArr` `a` is even.
Dit zijn eigenlijk twee stellingen die allebei bewezen moeten worden:
Als
`a`
een even geheel getal is
`rArr`
`a^2`
ook even.
Omdat
`a`
een even getal is, is er een geheel getal
`n`
waarvoor geldt:
`a = 2n`
. Kwadrateren geeft:
`a^2 = (2n)^2 = 4n^2 = 2(2n^2)`
.
Dus het kwadraat van een even getal is inderdaad deelbaar door
`2`
.
Als
`a^2`
een even getal is
`rArr`
`a`
ook even.
Het bewijs is: als
`a^2`
is even, dan zijn er voor
`a`
twee mogelijkheden, namelijk
`a`
is even of
`a`
is oneven.
Is
`a`
een oneven getal:
`a = 2n + 1`
. Kwadrateren geeft:
`a^2 = (2n + 1)^2 = 4n^2 + 4n + 1 = 2(2n^2 + 2n) + 1`
. Dus het kwadraat van een oneven getal is inderdaad oneven.
`a`
kan niet oneven zijn.
Q.e.d.
In Voorbeeld 2 wordt de gelijkwaardigheid bewezen van `a^2` is even en `a` is even.
Over welke twee stellingen heb je het dan?
Bewijs nu zelf: `a^2` is oneven `⇔` `a` is oneven.
Bewijs de juistheid, of toon met een tegenvoorbeeld de onjuistheid aan van de bewering:
`a^3`
is drievoud
`⇔a`
is drievoud.