`350 xx 0,13 = 45,50` euro.
Ja.
Dat je het aantal euro krijgt door het aantal Deense Kronen met een vast getal te vermenigvuldigen.
Bijvoorbeeld `E = 0,13 D` .
`500 = 0,13D` geeft `D = 500/(0,13) ~~ 3846` DKK.
`1250 xx 0,13 = 162,50` euro.
`1000,00 // 0,13 ~~ 7692` DKK.
Eigen antwoord.
Die wordt ook drie keer zo groot, want `0,13 * 3a = 3 * 0,13a` .
Maak een tabel. De grafiek is een rechte lijn door en onder andere .
De grafiek is een rechte lijn door , de oorsprong van het assenstelsel.
De grafiek is nu geen rechte lijn door , de oorsprong van het assenstelsel, want er zijn vaste kosten.
`1750 xx 0,125 = 218,75` euro.
Ja, als verdubbelt, verdubbelt ook .
Doen. De grafiek gaat door en onder andere .
Doen.
Als je invult in krijg je .
Bijvoorbeeld geeft .
Het dubbele van deze -waarde, dus , geeft en dat is niet het dubbele van .
Doen, maak eventueel eerst tabellen, of gebruik GeoGebra, Desmos, of een grafische rekenmachine.
De grafiek gaat niet door `(0, 0)` .
Je moet nagaan of de formule de vorm `y = a*x` heeft. Dat is het geval bij (met evenredigheidsconstante ), (met evenredigheidsconstante ) en (met evenredigheidsconstante ).
De variabelen en . Want als de geschaatste afstand twee keer zo groot wordt, wordt de tijdsduur dat ook, want de schaatser schaatst met een constante snelheid.
`14 = a*5` geeft `a = 14//5 = 2,8` .
`t = 2,8 * 24,6 = 73,92` minuten, dus 1 uur, 13 minuten en 55,2 seconden.
`t = 2,8*200 = 560` minuten, dus 9 uur en 20 minuten.
is dan het aantal km dat er per minuut wordt afgelegd, dus is de snelheid in km/minuut.
`5 = a * 14`
geeft
`a = 5/14 `
.
De formule wordt dan .
`t = 2,8 * s` kun je aan beide zijden delen door . Je krijgt dan `s = t/(2,8) = 10/28 t = 5/14 t` .
`34,50 xx 0,83 = 28,635` , dus € 28,64.
`e = 0,83 * z`
Ook anderhalf keer.
`250 xx 0,83 + 5,00 = 212,50` euro.
Nee, de aankoopkosten komen er nog bij en die veranderen niet als je meer SFr koopt.
Een rechte lijn door en onder andere het punt .
`5,8 * 10x = 58x = 10 * 5,8x = 10y`
`P = pi * d`
Ja, want de straal is de helft van de diameter, dus kun je de formule bij a herleiden tot: `P = pi * d = pi * 2r = 2pi r` .
Nee, voor de oppervlakte van een cirkel geldt `A = pi * r^2 = pi * (1/2 d)^2 = 1/4 pi d^2` . En die formule hoort bij een kwadratisch verband. Als de diameter van een cirkel twee keer zo groot wordt, wordt de oppervlakte vier keer zo groot.
Omdat zij dan al € 780 heeft gespaard.
Als het aantal weken is dat Clarabella spaart, dan geldt voor haar spaargeld: `C = 8 * w` . Voor Alexandra's spaargeld vind je: `A = 780 + 5*w` . Deze bedragen zijn gelijk als `780 + 5*w = 8*w` . En dit levert op . Dus na `260` weken hebben ze evenveel in hun spaarvarken.
Recht evenredig verband met formule .
Geen recht evenredig verband, want het door delen van levert niet éénderde van op.
Recht evenredig verband met formule .
Geen recht evenredig verband, als twee keer zo groot wordt, wordt juist twee keer zo klein.
Recht evenredig verband met formule .
`T_F = 9/5 * T_C + 32`
`T_C = 5/9 * (T_F - 32)`
`T_R = 0,8 * T_C`
`T_C = 1,25 * T_R`
Die van Réamur en Celsius.
`T_R = 0,8 * 5/9 * (T_F - 32) = 4/9*(T_F - 32)`
`T_F = 9/5 * 1,25 * T_R + 32 = 2,25*T_R + 32`
Een rechte lijn door en onder andere het punt .
`0,35 * 10x = 3,5x = 10 * 3,5x = 10y`
Recht evenredig verband met formule `y = 2,5x` .
Geen recht evenredig verband, als twee keer zo groot wordt, wordt juist twee keer zo klein.
Recht evenredig verband met formule .