Lineaire functies > Lineaire functies
12345Lineaire functies

Toepassen

Opgave A1Lagenmaat en koppenmaat
Lagenmaat en koppenmaat

Om te berekenen hoeveel stenen je nodig hebt om een muur te metselen, maak je gebruik van de lagenmaat ( `L` ) en de koppenmaat ( `K` ), zie de figuur.

  • Lagenmaat `L`
    Voor de lagenmaat gebruik je de hoogte van een steen + voeg. De hoogte van een steen is `50`  mm, de voeg is `10`  mm. De hoogte van een muur ( `H` ) is dan het aantal lagen ( `x` ) min één voeg.

  • Koppenmaat `K`
    Voor de koppenmaat gebruik je de kop + voeg. De kop is `100`  mm lang, de voeg is `10`  mm. Voor de breedte van een muur ( `B` ) heb je een aantal koppen ( `a` ) nodig min één voeg.

a

Geef de formule om de hoogte van een muur te berekenen.

b

Geef de formule om de breedte van een muur te berekenen.

c

Teken van beide gegeven functies een grafiek.

d

Hoe groot zijn de minimale waarden voor `x` en voor `a` ?

e

Waarom mag je de punten die je uitzet niet met elkaar verbinden door een lijn?

Iemand wil een muur metselen met een maximale breedte van `5`  m.

f

Hoeveel hele koppen zijn hiervoor nodig?

g

Hoe breed wordt de muur uiteindelijk?

h

En als die muur maximaal `2` m hoog wordt, hoeveel hele lagen heb je dan?

i

Hoe hoog wordt die muur dan?

verder | terug