Lineaire functies > Hellingsgetal
12345Hellingsgetal

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

De grafiek is een rechte lijn door `(0, 0 )` en door `(48 ; 381,60 )` . Er is daarom sprake van een recht evenredig verband.

b

Dit kun je bijvoorbeeld doen door `x=48` en `K=381,60` in te vullen in de formule. Je vindt `a=7,95` .

Opgave V2
a

Zie figuur.

b

`b = 103,20`

c

Je vindt (als je weet hoe) dat `a~~5,35` . Bekijk verder de Uitleg .

Opgave 1
a

`42 - 34 = 8` keer.

b

`327,50 -277,50 =50` euro.

c

`(327,50-277,20)/8 = 6,25` euro.

d

`a = 6,25`

e

`(34 ; 277,50 )` en `(42 ; 327,50 )` . Hieruit vind je `a = (327,50 - 277,50)/(42 -34) = 50/8 = 6,25` .

f

Eén van de twee punten waar de grafiek door gaat is `(34 ; 277,50 )` . Dus je kunt `x = 34` en `y = 277,50` in de formule invullen. Dan krijg je `277,50 = 6,25*34 + b` , zodat `b = 65` .

Opgave 2
a

`7 - 3 = 4`

b

`11 - 5 = 6`

c

Met `6/4 = 1,5` .

d

`y = 1,5x + b`

e

Eén van de twee punten waar de grafiek door gaat is `(3, 5)` . Dus je kunt `x=3` en `y = 5` in de formule invullen. Dan krijg je `5 = 1,5*3 + b` , zodat `b = 0,5` .

f

`y = 1,5x + 0,5` .

g

Ja, op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door na te gaan dat het andere punt `(7, 11)` ook aan de formule voldoet. En ook door de bekijken of de rechte lijn door deze twee punten wel door `(0 ; 0,5)` gaat.

Opgave 3
a

Doen. De juiste waarde van `b` bereken je door in de formule `y = 2/3 x + b` bijvoorbeeld `x = 1` en `y = 2` (de coördinaten van punt `A` ) in te vullen. Maar je kunt dit ook doen door met het hellingsgetal steeds door te tellen tot je op de verticale as uitkomt.

b

Je vindt `y = 1,25x + 0,75` .

c

Je vindt `y = text(-)2x + 2` .

d

Je vindt `y = text(-)0,5x + 5` .

e

Je vindt `y = 4/7 x - 1 2/7` .

f

Je vindt `y = text(-)1,5x + 3` .

Opgave 4

Het hellingsgetal is `a= (10 - text(-)40) / (2 - text(-)3) =10` , dus de formule heeft de vorm `y = 10x + b` .

Vul nu de coördinaten van (bijvoorbeeld) punt `(2, 10)` in en je vindt `b = text(-)10` .

De gezochte formule wordt `y = 10x - 10` .

Opgave 5
a

Doen.

b

Je vindt dan de formule `x = 4` omdat de lijn bestaat uit alle punten met een `x` -waarde van `4` . Bij zo'n soort lijn hoort geen lineaire functie, want je kunt in deze gevallen geen hellingsgetal berekenen.

c

Dan krijg je lijnen evenwijdig aan de `x` -as omdat het hellingsgetal dan `0` is.

Opgave 6

De formule bij lijn `k` heeft de vorm `y = text(-)x + b` . Coördinaten van het punt waar `k` doorheen gaat invullen geeft `24 = text(-)2 + b` , dus `b = 26` .

De gevraagde formule is `y = text(-)x + 26` .

Opgave 7

Het hellingsgetal van lijn `l` is `a = (15 - 5)/(12 - 4) = 1,25` .

Lijn `k` heeft dezelfde richtingscoëfficiënt, dus de formule bij lijn `k` heeft de vorm `y = 1,25x + b` . Coördinaten van het punt waar `k` doorheen gaat invullen geeft `20 = 1,25*text(-)3 + b` , dus `b = 23,75` .

De gevraagde formule is `y = 1,25x + 23,75` .

Opgave 8
a

`(85 -43,75) / (100 -50) =0,825`

b

€ 2,50

c

`E = 0,825Y + 2,50`

d

`250*0,825 + 2,50 = 208,75` euro.

Opgave 9
a

`y = 4x + 6`

b

`y = text(-)8x + 31`

c

`y = text(-)0,5x + 5`

d

`y = text(-)10/7 x + 10`

Opgave 10

Zoek op elke lijn twee punten waarvan de `x` -waarden `1` verschillen. Je kunt dan het hellingsgetal aflezen door vast te stellen hoeveel hun `y` -waarden verschillen.

`l: y = x + 2`
`m: y = text(-)2x + 2`
`n: y = text(-)3x + 7`
`p: y = 4`
`q: y = text(-)0,5x + 2,5`

Opgave 11
a

Je vindt `L = text(-)1,5t + 43` .

b

Substitueer zowel `t = 5` en `L = 35,5` als `t = 9` en `L = 25,5` in de formule. In beide gevallen krijg je ware uitdrukkingen.

c

Omdat je geen andere gegevens hebt weet je niet zeker wat er verder tussentijds gebeurt. En dus ook niet of de kaars voortdurend gelijkmatig opbrandt.

Opgave 12
a

Je vindt `D = 0,00375L + 1,50` .

b

`1,50` m.

c

Je kunt bijvoorbeeld de vergelijking `0,00375 L + 1,50 = 4` oplossen. Er kan maximaal `666` ton grind in.

Opgave A1Drie punten op één lijn
Drie punten op één lijn
a

`y = 0,4x`

b

Nee, want `19 ≠ 0,4*50` .

c

Stel eerst een vergelijking op van een lijn door bijvoorbeeld `A` en `B` . Ga vervolgens na of `C` aan die vergelijking voldoet. Dit blijkt te kloppen dus ja, deze punten liggen op één lijn.

Opgave A2Evenwijdige en loodrechte lijnen
Evenwijdige en loodrechte lijnen
a

De richtingscoëfficiënt van `AB` is `0,5` en die van `CD` ook.

b

De richtingscoëfficiënt van `AC` is `5` en die van `BD` ook.

c

Vergelijking `y = 3x + 2` . Het punt `(1, 5)` volgt uit het gegeven punt `A` omdat bij een toename van `x` met `1` de `y` -waarde precies met de richtingscoëfficiënt toeneemt.

d

Doen. De beeldpunten worden `A'(text(-)2, 0)` en `B'(text(-)5, 1)` .

e

`text(-) 1/3`

f

De richtingscoëfficiënt van `l` is `text(-)0,5` . De richtingscoëfficiënt van de lijn daar loodrecht op is daarom `(text(-)1)/(text(-)0,5) = 2` . Deze lijn heeft dus een vergelijking van de vorm `y = 2x + b` . Nog even de coördinaten van het gegeven punt invullen en je vindt `b = 3` . De gevraagde vergelijking is `y = 2x + 3` .

g

Doen.

Opgave T1
a

`y = text(-) 1/3 x + 12`

b

`y = 0,25x + 38,75`

Opgave T2
a

De grafiek van die lineaire functie gaat door `(1000, 800)` en `(800, 650)` .
De bijbehorende formule is `G = 3/4 a + 50`

b

Een lege kabelhaspel weegt `50` kg.

verder | terug