Machten en wortels > Omgekeerd evenredig met een macht
12345Omgekeerd evenredig met een macht

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`I = P/(4πr^2)`

b

De geluidsintensiteit wordt `2` keer zo klein.

c

De geluidsintensiteit wordt `4` keer zo klein.

d

Bijvoorbeeld:

  • Als `r` `2` keer zo groot wordt, wordt `I` `4` keer zo groot. De stelling is niet waar.

  • Zie bij b. De stelling is niet waar.

  • Als `r^2` `2` keer zo groot wordt, wordt `I` `2` keer zo klein. De stelling is waar.

e
  • `A` is evenredig met `r^2`

  • `I` is omgekeerd evenredig met `A` .

Opgave 1
a

Als `A` twee keer zo groot wordt moet dezelfde lichtstroom zich over een twee keer zo groot oppervlak verdelen en krijgt elk deel van dit oppervlak dus nog maar de helft van de lichtstroom.

b

De straal `r` van de kegel is dan even groot als de hoogte `h` van de lamp.
De lamp zelf moet een kegelvorm hebben met een hoek `alpha = 45^@` (dat is de halve tophoek, zie de figuur in de Uitleg ).

c

Gebruik GeoGebra of een grafische rekenmachine.

GeoGebra via invoerbalk: Functie(y=1/(x^2),0,50).
Dit geeft de grafiek waarbij `x` loopt van `0` tot en met `50` .

d

`E = 191/(2,8^2) ~~ 24,4` lux.

e

`191/(h^2) = 100` geeft `h^2 = 191/100 = 1,91` en dus `h = sqrt(1,91) ~~ 1,38` m.
(Eigenlijk zijn er twee antwoorden, maar negatieve hoogtes bestaan niet.)
Grafiek: `0 le h lt 1,38` m.

f

`191/(h^2) = E` geeft `h^2 = 191/E` en dus `h = sqrt(191/E) ~~ (13,8)/(sqrt(E))` .

`h = (13,8)/(sqrt(E)) = (13,8)/(E^(1/2)) = 13,8*1/(E^(1/2)) = 13,8*E^(text(-)1/2)` .

Opgave 2
a

`F` is omgekeerd evenredig met het kwadraat van `r` , dus met `r^2` .

Machtsfunctie: `F = 300*r^(text(-)2)` .

b

`P` is recht evenredig met `v^3` .

c

`s` is recht evenredig met `t` .

d

`t` is omgekeerd evenredig met `v` .

Machtsfunctie: `t = 60*v^(text(-)1)`

Opgave 3
a

Gebruik GeoGebra of Desmos of de applet in de Theorie .

b

Voor `x=0` is er geen uitkomst, want delen door `0` heeft geen uitkomst.
De grafieken gaan in de buurt van `x=0` steeds dichter tegen de `y` -as aan lopen.

c

De grafieken gaan voor `x` -waarden heel ver van `x = 0` af steeds dichter tegen de `x` -as aan lopen.

d

Omdat `x^(0,5) = sqrt(x)` krijg je bij negatieve `x` -waarden geen uitkomsten.

e

`y = c/(x^p) = c* 1/(x^p) = c* (x^0)/(x^p) = c*x^(0-p) = c*x^(text(-)p)` .

Opgave 4
a

`1/(v) = (v^0)/(v^1) = v^(0-1) = v^(text(-)1)` .

b

Gebruik GeoGebra of een grafische rekenmachine. Kies voor `v` waarden vanaf `0` t/m `150` .

c

`t = 32/100 = 0,32` uur, dus `19` minuten en `12` seconden.

`t = 32*(100)^(text(-)1) = 0,32` uur, dus `19` minuten en `12` seconden.

d

`32/v = 1/4` geeft `32 = 1/4 v` en dus `v = 32*4 = 128` km/h.

`32*v^(text(-)1) = 1/4` geeft `v^(text(-)1)=0,0078125` en dus `v = 0,0078125^(1/(text(-)1)) = 128` km/h.

Opgave 5
a

`y = 3/(x^2) = 3*1/(x^2) = 3*x^(text(-)2)`

b

`y = 4/(x sqrt(x)) = 4/(x^(1 1/2)) = 4*1/(x^(1 1/2)) = 4*x^(text(-)1 1/2)`

c

`y = 1/(2x) = 1/2 * 1/x = 1/2*x^(text(-)1)`

Opgave 6
a

`y = 4x^(text(-)1/2) = 4*1/(x^(1/2)) = 4/(x^(1/2)) = 4/(sqrt(x))`

b

`y = (3x)^(text(-)1) = 1/((3x)^(1)) = 1/(3x)`

c

`y = 2,5 x^(text(-)2) = 2,5*1/(x^2) = (2,5)/(x^2)`

Opgave 7
a

Bij de kleinste afstand tussen een punt op aarde en een punt op de maan moet je nog de halve diameters van beide lichamen optellen, want je moet de afstand tussen beide zwaartepunten (dat zijn ongeveer de middelpunten) hebben.
Je moet aannemen dat beide lichamen een zuivere bolvorm hebben.

b

Doe de berekeningen in het voorbeeld zelf.

c

`(2,93*10^37)*r^(text(-)2) = 2*10^20` geeft `r^(text(-)2) ~~ 6,826*10^(text(-)18)` en dus `r ~~ (6,826*10^(text(-)18))^(text(-)1/2) ~~ 382753184` m en dat is ongeveer `382.753`  km.

d

`F ~~ 6,674*10^(text(-)11)* (5,97*10^24 * m_2)/(((12756*10^3)/2)^2) ~~ 9,80*m_2` .

Opgave 8
a

`y = 4 * 1/(x^3) = 4*x^(text(-)3) = 4x^(text(-)3)`

b

`y = 1/(0,4x) = 1/(0,4)*1/(x^1) = 2,5*x^(text(-)1) = 2,5x^(text(-)1)`

c

`y = 4/(root[3](x)) = 4/(x^(1/3)) = 4*1/(x^(1/3)) = 4x^(text(-)1/3)`

Opgave 9
a

`y = 1/2 * 1/(x^2) = 1/(2x^2)`

b

`y = 1/((3x)^(1/4)) = 1/(root[4](3x))`

c

`y = (1/8)^(1/2)* x^(1/2) ~~ 0,35 sqrt(x)`

Opgave 10
a

`y = 120*2^(text(-)3) = 15`

b

`120x^(text(-)3) = 12000` , dus   `x = (12000/120)^(1/(text(-)3)) ≈ 0,22`

c

Als je voor `x` in de plaats `2x` invult, krijg je `y = 120*(2x)^(text(-)3) = 120*2^(text(-)3)*x^(text(-)3) = 1/8 * 120x^(text(-)3)` .

Dus met `1/8` .

d

`y = 120 x^(text(-)3) = 120*1/(x^3) = 120/(x^3)` .

e

Horizontale asymptoot is de `x` -as.
Verticale asymptoot is de `y` -as.

Opgave 11
a

`a = 750 p^(text(-)1)`

b

Gebruik GeoGebra, Desmos of een grafische rekenmachine.

Bij verdubbeling van de prijs wordt de afzet gehalveerd.

c

`750/p = 550` geeft `p = 750/550 ~~1,36` dus € 1,36 per kg tomaten.
`a = 750/p` kun je herleiden tot `p = 750/a` .

d

Bij € 0,01 hoort `a=75000` en bij € 100,00 hoort `a=7,5` .

Dit zijn weinig realistische situaties. Sowieso heeft het bedrijf maar `550` kg tomaten op voorraad. Dus er moet gelden dat `a le550` . Dus voor € 0,01 en € 100,00 is de formule niet bruikbaar.

`0,50 le p le 5` zijn bijvoorbeeld wel bruikbare prijzen per kg voor de tomaten.

Opgave 12
a

`m = 7,9 r^2 h = 15800` , dus `r^2 h = 2000` en `h = 2000/(r^2)` .

b

`m = 7,9 r^2 h = 15800` , dus `r^2 h = 2000` en `r^2 = 2000/(h)` zodat `r ~~ (44,7)/(sqrt(h))` .

Opgave 13
a

In Ωm2/m, dit wordt wel afgekort tot Ωm.

b

Nu is `A = 1/4 pi * 0,001^2 ~~ 7,854*10^(text(-)7)` .
Dus `R = 1,75*10^(text(-)8) * 5/(7,854*10^(text(-)7)) ~~ 0,111` Ω.

c

`R = 1,75*10^(text(-)8) * 5/(1/4pi D^2) = 0,02` geeft `(1,114*10^(text(-)7))/(D^2) = 0,02` en dus `D^2 ~~ 5,570 * 10^(text(-)6)` zodat `D ~~ 0,00236` m, dus is `2,4` mm.

d

`R = 1,75*10^(text(-)8)*1/(1/4pi D^2)` geeft `R ~~ (2,23*10^(text(-)8))/(D^2) = 2,23*10^(text(-)8)*D^(text(-)2)` .

e

`R = 2,23 * 10^(text(-)8) * l * 1/(D^2)` dus (bijvoorbeeld) het verdubbelen van `l` betekent ook het verdubbelen van `R` , maar het verdubbelen van `D` betekent het delen van de weerstand door `2^2 = 4` .

Opgave A1
a

`A=pi*r^2`

b

`Δl = (F*l)/(pi*r^2*E)`

c

Als `F` `2` keer zo groot wordt, wordt `Δl` ook `2` keer zo groot.
Als `r^2` `2` keer zo groot wordt, wordt `Δl` `2` keer zo klein.

d

`Δl = (3000*2000)/(pi*r^2*2,1*10^5) ~~ (9,1)/(r^2)`

e
f

`Δl = (F*2000)/(pi*100^2*2,1*10^5) ~~ 3*10^(text(-)7)*F`

g
Opgave A2
a

`Δl ~~ (3,2)/(r^2)`

b

`r = sqrt((3,2)/(∆l))`

c

`r = sqrt(3,2)/sqrt(∆l) ~~ (1,8)/sqrt(∆l) = (1,8)/((∆l)^(1⁄2))`

d

`r = 569,2` mm

Opgave T1
a

`y = 3x^(text(-)2)`

b

`y = 2 x^(text(-)1/2)`

c

`y = 2/(3x^3)`

d

`y = (0,5)/(sqrt(x))`

Opgave T2
a

`h ~~ 1273/(d^2)` .

b

`h = 1273*d^(text(-)2)` de evenredigheidsconstante is `~~ 1273`

c

Horizontale asymptoot: de `d` -as.
Verticale asymptoot: de `h` -as.

d

`d ≈ 11,3` cm.

verder | terug