Periodieke functies > Periodiciteit
12345Periodiciteit

Voorbeeld 2

Bekijk de figuur. Het geeft schematisch een waterrad weer dat in `20` seconden ronddraait.
Punt `A` is helemaal rechts op de cirkel op het tijdstip `t = 0` .
Gegeven is dat de straal `MA` van het waterrad `100` centimeter is.
Het waterrad draait tegen de wijzers van de klok in.

Meet de hoogte `h` van punt `A` ten opzichte van de as van het rad, zodat op tijdstip `t = 0` de hoogte ook `0` cm is.
Hoe hoog is het punt op `t = 83` ? Rond je antwoord af op centimeters.

> antwoord

De periode van `h` is `20` , de hoogtes zijn gelijk bij `t = 83 + k*20` .
De hoogte bij `t = 83` is hetzelfde als bij `t = 3` .

Bij `t = 3` heeft punt `A` `3/20` van de cirkel doorlopen en is `3/20*360 = 54^@` gedraaid:

`sin(54^@) = h/100` geeft `h = 100 *sin(54^@)~~80,9` cm.

Op `t = 83` is de hoogte ongeveer `81` cm.

Opgave 6

Bestudeer Voorbeeld 2 over het ronddraaiende punt `A` in het waterrad.

a

Op welke tijdstippen is punt `A` op de top van het waterrad?

b

Bereken in centimeter de hoogte van `A` na `44` seconden. Rond af op één decimaal.

c

Bereken in centimeter de hoogte van punt `A` na `119`  seconden. Rond af op één decimaal.

d

Met welke frequentie draait dit waterrad? Ga uit van een tijdseenheid van een uur.

Opgave 7

Bekijk het punt `P` op de tip van een rotorblad van een ronddraaiende windmolen.

De grafiek van `h` als functie van `t` is getekend, waarin `h` de hoogte van punt `P` boven de grond in meter voorstelt en `t` de tijd in seconden.

a

Met welke periode draait het rotorblad van de windmolen? Met welke frequentie (per minuut) draait het rotorblad?

b

Hoe hoog zit de as van de windmolen boven de grond? En hoe lang is het rotorblad?

c

Teken de grafiek van de hoogte van de tip van één van de twee andere rotorbladen.

d

De wind neemt af, de windmolen gaat een half keer zo snel draaien. Teken de bijbehorende grafiek.

verder | terug