Periodieke functies > Graden en radialen
12345Graden en radialen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

De hele cirkel heeft een lengte (de omtrek) van `2 pi` en de boog bij deze hoek is daar `1 /12` deel van.

b

Alleen dan is de omtrek van de cirkel precies `2 pi` , anders is die omtrek groter of kleiner. Alle bogen zijn bij een straal van `1` delen van `2 pi` .

c

`60^@ = 1/3 pi` radialen;

`90^@ = 1/2 pi` radialen

`180^@ = pi` radialen;

`50^@ = 5/18 pi` radialen.

Opgave 1
a

Gebruik de applet: `x = cos(30^@)~~ 0,866` en `y = sin(30^@) = 0,5` dus `P(0,866; 0,5)` .
`alpha = 30/360*2pi = 1/6 pi` radialen.

b

Gebruik de applet: `x = cos(150^@)~~ text(-)0,866` en `y = sin(150^@) = 0,5` dus `Q(text(-)0,866; 0,5)` .
`alpha = 150/360*2pi = 5/6 pi` radialen.

c

Gebruik de applet: `x = cos(210^@)~~ text(-)0,866` en `y = sin(210^@) = text(-)0,5` dus `R(text(-),866; text(-)0,5)` .
`alpha = 210/360*2pi = 7/6 pi` radialen.

d

Gebruik de applet: `x = cos(270^@) = 0` en `y = sin(270^@) = text(-)1` dus `S(0, text(-)1)` .
`alpha = 270/360*2pi = 1 1/2 pi` radialen.

e

Bij de hoeken `alpha = 1/6 pi` en `alpha= 5/6 pi` kun je driehoeken `OQP` maken die elkaars spiegelbeeld vormen in de `y` -as.

f

Bij de hoeken `alpha = 1/6 pi` en `alpha= 7/6 pi` kun je driehoeken `OQP` maken die elkaars spiegelbeeld vormen bij puntsymmetrie in de oorsprong `O` .

Opgave 2
a

`2pi` rad.

b

`sin(0,4+8pi) = sin(0,4+4*2pi) = sin(0,4)`

c

In graden: `0^@ + k*180^@` met `k` een heel getal.

In radialen: `0 + k*pi` met `k` een heel getal.

d

In graden: `90^@ + k*360^@` met `k` een heel getal.

In radialen: `0,5pi + k*2pi` met `k` een heel getal.

Opgave 3
a

`1/3 pi` rad

b

`270^@`

Opgave 4
a

`2 pi`

b

Zie de tabel.

`α` `0^@` `30^@` `45^@` `60^@` `90^@` `120^@` `225^@` `270^@` `330^@`
`x` `0` `1/6pi` `1/4pi` `1/3pi` `1/2pi` `2/3pi` `1 1/4pi` `1 1/2pi` `1 5/6pi`
c

`1/18 pi` radialen

d

ongeveer `573^@`

Opgave 5
graden `0` `18` `100` `220` `360` `540`
radialen `0` `0,1pi` `5/9pi` `1 2/9pi` `2 pi` `3pi`
Opgave 6
a

`sin(1/55pi) ~~ 0,057`

b

Tussen `40 1/55 pi` en `1/55 pi` zit precies `40pi` , dit zijn precies `20` periodes. De uikomst moet daarom hetzelfde zijn.

c

Elke waarde die te schrijven is als `alpha = 1/55 pi + k*2pi` met `k` een geheel getal, is goed.

Bijvoorbeeld `x = 20 1/55 pi` of `alpha = text(-)1 54/55 pi` .

Opgave 7
a

Alle waarden `alpha+k*2 pi` verschillen precies één periode en hebben dezelfde sinuswaarde.

b

`text(-)1 le sin(alpha) le 1` en `text(-)1 le cos(alpha) le 1`

c

Elke waarde die te schrijven is als `alpha = 0,1pi+k*2pi` met `k` een geheel getal, is goed.

Bijvoorbeeld `alpha = 2,1pi` of `alpha = text(-)1,9 pi` .

Maar ook de waarden `alpha = 1,9pi+k*2pi` met `k` een geheel getal zijn goed.

Bijvoorbeeld `alpha = text(-)0,1pi` of `alpha = 1,9 pi` .

Opgave 8
a

In de eenheidscirkel liggen de punten `P` bij de hoeken `0,4` en `pi - 0,4` symmetrisch ten opzichte van de verticale lijn door het middelpunt.
Dus is: `sin(pi-0,4) = sin(0,4)` .

b

`alpha = 0,4 + k*2pi vv alpha = pi - 0,4 + k*2pi ~~ 2,74 + k*2pi` .

c

Ja, dit geldt voor alle mogelijke hoeken, steeds liggen ze symmetrisch ten opzichte van de verticale lijn door het midden van de cirkel.

Opgave 9
a

In de eenheidscirkel liggen de punten `P` bij de hoeken `0,4` en `2pi - 0,4` symmetrisch ten opzichte van de horizontale lijn door het middelpunt.
Dus is: `cos(0,4)=cos(2pi - 0,4)` .

b

`alpha = 0,4 + k*2pi vv alpha = 2pi - 0,4 + k*2pi ~~ 5,88 + k*2pi` .

c

Ja, dit geldt voor alle mogelijke hoeken, steeds liggen ze symmetrisch ten opzichte van de horizontale lijn door het midden van de cirkel.

Opgave 10
a

De hoeken zijn: `1/6pi` , `1/9pi` , `1/18pi` , `1 1/2pi` , `2 pi` , `2 19/36pi` , `4 1/3pi`

b

De hoeken zijn: `90^@` , `60^@` , `135^@` , afgerond `57^@` , `180^@` , afgerond `180 ^@` , `1800^@`

Opgave 11
a

`0`

b

`1`

c

`text(-)1`

d

`text(-)1`

e

`text(-)1`

f

`0`

Opgave 12
a

`alpha ~~ 0,4 vv alpha ~~ pi - 0,4 ~~ 2,742`

b

`alpha ~~ 0,4 - 2pi ~~ text(-)5,883 vv alpha ~~ 2,742 - 2pi ~~ text(-)3,541`
`alpha ~~ 0,4 vv alpha ~~ 2,742`
`alpha ~~ 0,4 + 2pi ~~ 6,683 vv alpha ~~ 2,742 + 2pi ~~ 9,025`

Opgave 13
a
b

`alpha = 1 1/6pi vv alpha = 1 5/6pi`

Opgave A1
a

100 gon en `400/6` gon

b

`alpha` is het `alpha/360` deel van een cirkel en aangezien een volledige cirkel `400` gon is, geldt dat `alpha^@ = (alpha)/360*400 = (10alpha)/9` gon.

c

`alpha` rad ` = (200alpha)/pi` gon.

Opgave A2
graden `0` `18` `60` `90` `140` `200` `240` `558` `720`
radialen `0` `1/10pi` `1/3pi` `1/2pi` `7/9pi` `1 1/9pi` `1 1/3pi` `3 1/10pi` `4pi`
gon `0` `20` `66,7` `100` `155,6` `222,2` `266,7` `620` `800`
Opgave T1
a

`1/3 pi` , `1/4 pi` , `pi` , `1 2/3 pi` , `1 5/6 pi` , `1 17/18 pi` , `text(-)1 17/18 pi` .

b

`180^@` , `60^@` , `text(-)45^@` , `360^@` , `150^@` , `195^@` , `2 *180/pi~~115^@` , `300^@` .

Opgave T2
a

Doen, de hoogte is op `0,25` van de totale hoogte vanaf de as. Je vindt twee waarden.

b

`alpha ~~ 0,25 + k*2pi vv alpha ~~ 2,89 + k*2pi` radialen.

verder | terug