De hoeken zijn gegeven in graden. Bereken de bijbehorende booglengtes in de eenheidscirkel in radialen.
`30^@` , `20^@` , `10^@` , `270^@` , `360^@` , `455^@` , `780^@`
De booglengtes zijn in de eenheidscirkel gegeven. Bereken de bijbehorende hoeken in graden.
`1/2 pi` ; `1/3 pi` ; `3/4 pi` ; `1` ; `pi` ; `3,1416` ; `10pi`
Teken een eenheidscirkel en lees daaruit af:
`sin(0^@)`
`sin(90^@)`
`cos(180^@)`
`sin(270^@)`
`sin(text(-)450^@)`
`cos(text(-)630^@)`
Met je rekenmachine kun je nagaan dat `sin(0,4) ~~ 0,389` .
Bepaal alle waarden van `alpha` met `0 le alpha le 2pi` waarvan de sinus dezelfde waarde heeft.
Geef alle waarden van `alpha` waarvan de sinus `0,389` is met `text(-)2pi le alpha le 4pi` , ook in drie decimalen nauwkeurig.
Gegeven is dat:
`sin(1/6 pi) = 1/2`
Onderzoek welke waarden van
`alpha`
voldoen aan
`sin(alpha) = text(-)1/2`
.
Geef in een eenheidscirkel alle waarden van `x` met `0 le alpha le 2pi` aan die hieraan voldoen.
Geef alle waarden van `alpha` die hieraan voldoen met `0 le alpha le 2pi` .