Periodieke functies > Periode, amplitude en evenwichtsstand
12345Periode, amplitude en evenwichtsstand

Voorbeeld 1

Je ziet hier een foto van het reuzenrad in het Prater in Wenen. Er bestaan reuzenraden van diverse afmetingen. Sommige zijn meer dan `150` m hoog.

`P` is de positie van een bakje van een reuzenrad. Voor de hoogte `h` van dit bakje boven de begane grond geldt:

`h = 20*sin((pi)/(15)*t) + 21`

waarin `t` de tijd in seconden is.

Leid de afmetingen van dit reuzenrad en de omwentelingstijd van het bakje af uit de formule.
Bereken hoe lang je elke omwenteling meer dan `30` m boven de grond zit.

> antwoord

Van dit periodieke verschijnsel is de evenwichtsstand `h=21` en de amplitude  `20` .

Dat betekent dat de straal van het reuzenrad `20` m is en de totale hoogte `21+20 = 41` m is.

De periode van `y=sin(x)` is `2pi` .
Voor de tijd `t` voor één omwenteling moet `(pi)/(15)*t = (2pi)/(30)*t = 2pi` .
Dit geeft voor de omwentelingstijd, de periode `30` s.

Je zit meer dan `30` m boven de grond als geldt `20*sin((pi)/(15)*t) + 21 gt 30` .
Je lost dus eerst op: `20*sin((pi)/(15)*t) + 21 = 30` .
Dit herleid je tot: `sin((pi)/(15)*t) = 0,45` .
Daarna werk je de sinus weg met behulp van je rekenmachine en los je de ongelijkheid op met behulp van de grafiek.

Opgave 4

Bekijk de formule van de hoogte `h` van een bakje van een reuzenrad boven de grond in Voorbeeld 1.

a

Leg uit waarom dit reuzenrad `41` hoog moet zijn.

b

Op welke hoogte moet je waarschijnlijk in het bakje instappen?

c

Los de vergelijking `20*sin((pi)/(15)*t) + 21 = 30` zelf stap voor stap op.

d

Bereken hoe lang je elke omwenteling meer dan `30` m boven de grond zit.

Opgave 5

Bekijk de functie `h = 20*sin((pi)/(15)*t) + 21` met `0 le t le 60` .

a

Hoeveel periodes zijn zichtbaar?

b

Met welke transformaties kun je de grafiek van `h` laten ontstaan uit die van de standaard sinusfunctie?

verder | terug