Periodieke functies > Periode, amplitude en evenwichtsstand
12345Periode, amplitude en evenwichtsstand

Uitleg

Hier zie je een schematische weergave van een windmolen. Neem aan dat punt `P` rondjes draait met een periode van `5` seconden, de omwentelingstijd. De hoogte van de molen (neem aan dat dit ook de hoogte van de draaias is) en de lengte van de wieken zijn gegeven in de figuur. De hoogte `h` (in m) van punt `P` boven de grond, hangt af van de tijd `t` in seconden:

`h = 10*sin((2pi)/5 * t) + 28`

Ga zelf na, hoe je deze formule kunt beredeneren en maak de bijbehorende grafiek.

Het wordt een sinusgrafiek die uit de standaard sinusfunctie ontstaat door:

  • met `1/((2pi)/5) = 5/(2pi)` te vermenigvuldigen in de `x` -richting,
    ofwel de periode `5` te maken;

  • met `10` te vermenigvuldigen in de `y` -richting,
    ofwel de maximale uitwijking, de amplitude, `10` te maken;

  • met `28` te verschuiven in de `y` -richting,
    ofwel de evenwichtsstand `28` te maken.

Om de grafiek goed in beeld te krijgen neem je op de horizontale as (de `t` -as) minstens twee periodes: `0 le t le 10` .
Op de verticale as zit de grafiek tussen `28-10=18` en `28+10 = 38` .

Opgave 1

Bekijk de formule van de hoogte `h` van punt `P` afhankelijk van de tijd `t` in de Uitleg .

a

Maak zelf de grafiek van `h` . Kies geschikte instellingen voor de assen.

b

De evenwichtsstand van dit periodieke verschijnsel is een horizontale lijn.
Welke formule hoort daarbij?

c

Welke maximale waarden heeft de grafiek van `h` ? En welke waarden voor `t` horen daarbij?

d

Welke minimale waarden heeft de grafiek van `h` ? En welke waarden voor `t` horen daarbij?

e

Welke positie heeft `P` als `t = 0` ?

f

Waaraan zie je dat `P` tegen de klok in draait?

Opgave 2

Een andere windmolen heeft een hoogte van `35` m en wieken met een lengte van `15` m.
De omwentelingstijd van de wieken is `3` seconden.
Je bekijkt de hoogte `h` (in m) van de tip van een wiek afhankelijk van de tijd `t` (in s).
De wieken draaien linksom en op `t = 0` wijst deze wiek precies horizontaal naar rechts.

a

Welke formule kun je voor `h` opstellen?

b

Welke transformaties moet je op de standaard sinusgrafiek toepassen om de grafiek van `h` te krijgen?

c

Hoe groot zijn de amplitude en de evenwichtsstand?

d

Op welke tijdstippen is `h = 25` m? Geef je antwoord in twee decimalen nauwkeurig.

e

Hoe lang elke periode is `h ge 25` m? Geef je antwoord in twee decimalen nauwkeurig.

Opgave 3

Bekijk de formule van `h` in de Uitleg .
De windmolen heeft nog twee wieken. `Q` is de tip van de wiek die eenzelfde hoogtegrafiek heeft als `P` maar precies `1/3*5 = 5/3` seconde later.

a

Hoe loopt de grafiek van `h_Q` , de hoogtegrafiek van punt `Q` ?

b

Schrijf een formule voor `h_Q` op.

verder | terug