Periodieke functies > Periode, amplitude en evenwichtsstand
12345Periode, amplitude en evenwichtsstand

Verkennen

Opgave V1

Je ziet hier een schematische tekening van een windmolen. Punt `P` is een vleugeltip.
De hoogte van de molen is `d` (in m), de lengte van de wieken is `a` (in m) en de omwentelingstijd van een wiek is `p` (in s).

Als `a = 8` , `d = 28` en `p = 10` , dan is:

`h = 8*sin((2pi)/(10)*t) + 28`

de formule die de hoogte `h` (in m) van punt `P` boven de grond beschrijft.

a

Leg uit hoe je aan deze formule komt.

b

Bekijk de grafiek van `h` . De horizontale stippellijn heet wel de evenwichtsstand van de grafiek.
Door welk getal wordt die evenwichtsstand bepaald?

c

De maximale uitwijking uit de evenwichtsstand heet de amplitude.
Welk getal bepaalt de amplitude?

d

Waar vind je in de formule van `h` de periode (de omwentelingstijd) terug?

e

Het punt `Q` is de vleugeltip van de volgende wiek. De grafiek van de hoogte `h_Q` van die tip lijkt erg op die van `h` . Welk verschil is er? En welke formule hoort er bij `h_Q` ?

verder | terug