Vlakke figuren > Cirkels
123456Cirkels

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`3 xx 1,6 = 4,8` m, maar dat is iets te weinig.
Je kunt beter ruim `5` m nemen.

b

Je moet nu de oppervlakte van de cirkel bepalen.
Weet je de formule voor de oppervlakte van een cirkel nog?

Opgave 1
a

`π ≈ 3,141592654`

b

`0,001264489`

Opgave 2
a

`10` cm.

b

`pi * 10 ~~ 31,42` cm.

c

`opp = pi * 5^2 ~~ 78,5` mm2.

Opgave 3
a

`P = pi*d = pi*2r` , dus `P = 2pir` .

b

Omdat `r = 1/2 d` geldt: `A = π * ( 1/2 d ) ^2` .

Dit kun je schrijven als `A = π * 1/2 d * 1/2 d = 1/4 π * d^2` .

Opgave 4

`r = 25` cm, dus `d = 2r = 2*25 = 50` cm.

omtrek (cirkelsector)  ` = 2*`  straal  `+ text(sectorhoek)/360*π*d = 2* 25 +113/360*π*50 ≈ 99,31` cm.

oppervlakte (cirkelsector) ` = text(sectorhoek)/360 * πr^2 = 113/360*π*25^2 ≈ 616,32` cm2.

Opgave 5
a

Omtrek ongeveer `2 * 16 + 1/3 * pi * 32 ~~ 65,5` m.

Daarvoor zijn `65,5 // 0,55 ~~ 119` rozenstruikjes nodig.

b

`1/3 * pi * 16^2 ~~ 268` m2, al zal daar wel wat afgaan vanwege de struikjes.

Opgave 6
a

omtrek (cirkel) `=2πr` , dus geldt: `25=2πr` en `r=25/(2π)≈3,98` cm.

b

omtrek (cirkel) `=π d` , dus `30 = π d` en `d=30 /π≈9,55` cm

Opgave 7
a

`200 * 0,55 = 110` m.

b

omtrek (cirkel) ` = 2πr` , dus geldt: `110 = 2πr` en `r = 110/(2π) ≈ 17,5` m.

Of bereken eerst de diameter met `d = 110/π ≈ 35,01...` m, en deel het antwoord door `2` .

`r = d /2 = 110/π // 2 ≈17,5` m.

Opgave 8
a

Op je rekenmachine zou je dit bijvoorbeeld kunnen uitrekenen met `√(10:π) =` .

Afgerond wordt dit `17,8` mm. Let op de haakjes om de hele uitdrukking waar de wortel van moet worden berekend.

b

Noem de straal `r` , dan geldt: `r^2 = 25/π` , dus `r = sqrt(25/π)` en diameter `d = 2*r = 2sqrt(25/n) ≈ 5,64` .

Opgave 9
a

`A = πr^2` invullen levert: `200 = πr^2` .

Hieruit vind je `r ≈ 7,98` m.

b

omtrek (cirkel) `= π*d = π*2r = π*2*sqrt(200/π) ~~ 50,1` m.

Opgave 10
a

`2,36` m.

b

Elk rondje is `π*d=3π` m en duurt `1` uur. De `365 *24 =8760` rondjes per jaar leveren een afgelegde weg op van `8760*3π ~~ 82561` m en dat is minder dan `100` km, dus het antwoord is: nee.

Let op! Rond het tussenantwoord voor de omtrek niet af, of reken verder met genoeg decimalen. Je kunt ook het exacte antwoord in één keer berekenen met: `3π*365*24 ≈ 82561` m.

Opgave 11
a

`6366` km.

b

Slechts `6,28` m.

Opgave 12

`126` cm.

Opgave 13

De straal van de cd-rom is `12/2=6` cm en die van het gaatje is `(1,5)/2 = 0,75` cm.

De oppervlakte is dus `π*6^2 - π*0,75^2` `= 35,4375π ~~ 111,3` cm2.

Opgave 14

oppervlakte `= 12*5 + 2*10*1 + π*1^2 ≈ 83,14` cm2.

Opgave 15

Trek in gedachten de diameter van de grote cirkel (zie figuur). Hierin past precies `3` maal de diameter van één balletje, dus de straal van de hele cirkel is `(3*20)/2=30`  cm en die van een balletje is `20/2=10`  cm. Er geldt:

oppervlakte (lege ruimte) `=` oppervlakte (cirkel) `- 7*` oppervlakte (balletje)

`= π * 30^2 - 7 * π * 10^2 (= 200π) ≈ 628,32` cm2 `= 62832` mm2.

Opgave 16

Als `r` de straal is, dan is `πr^2 = 400` en dus is `r = sqrt(400/π) ~~ 11,28` m.
De omtrek is dan `2 πr = 2 π * sqrt(400/π) ~~ 2 π*11,28 ~~ 71` m.

Opgave A1

De omtrek van de baan van de Maan is ongeveer `2 π* 149,6 * 10^6 ≈ 940*10^6` km. De snelheid van de aarde in zijn baan om de zon is dus ongeveer `(940*10^6)/(365,25) ≈ 2,573 * 10^6` km per dag. Dat is ongeveer `0,107 * 10^6 = 107*10^3` km/h.

Opgave A2

De omtrek van de baan van de maan is ongeveer `2 π*384450 ≈2415256` km. De snelheid van de maan in zijn baan om de Aarde is dus ongeveer `2415571/(27,32) ≈88418` km per dag. Dat is ongeveer `88406:24 = 3684` km/h.

Opgave T1
a

`21,6` cm

b

Ongeveer `10,8` cm.

Opgave T2

`48106` mm2.

Opgave T3

oppervlakte witte deel `=4* pi~~12,6 ` cm².

verder | terug