Aan een ring in een balk zijn drie touwen bevestigd.
Op elk van die drie touwen werkt een bepaalde kracht, het middelpunt van de ring kun
je als hun aangrijpingspunt opvatten. De hoofdrichting is de
`x`
-as die evenwijdig loopt met de balk.
`vec(F_1)`
is de kracht van
`600`
N,
`vec(F_2)`
die van
`850`
N en
`vec(F_3)`
die van
`450`
N.
In deze situatie kun je allerlei resultantes berekenen.
Bekijk het plaatje bij
Bepaal de componenten van de krachten `vec(F_1)` , `vec(F_2)` en `vec(F_3)` .
Bepaal hiermee de resultante van `vec(F_1)` en `vec(F_2)` en ook de hoek die deze resultante met de positieve `x` -as maakt.
Bereken de resultante van `vec(F_1)` , `vec(F_2)` en `vec(F_3)` en de bijbehorende hoek met de positieve `x` -as.
Jarno, Walter en Sander houden elkaar met touwen in evenwicht (zie figuur). Walter trekt met `250` N.
Ontbindt de krachten in een `x` - en een `y` -component.
Bereken hoe hard de anderen trekken in N nauwkeurig.
Een verkeerslicht ( `m=50` kg) hangt aan twee kabels.
Teken een krachtenparallellogram voor het bepalen van de krachten in de kabels.
Bereken de krachten in de kabels met behulp van ontbinding van vectoren in N nauwkeurig.