Van een symmetrisch lichaam is het grondvlak een vierkant met zijden van cm en het bovenvlak een vierkant met zijden van cm.
Alle acht de opstaande zijvlakken zijn gelijkbenige driehoeken met benen van cm lengte.
`S`
is het snijpunt van de diagonalen van
`ABCD`
en
`T`
is het snijpunt van de diagonalen van
`EFGH`
.
`TS`
staat loodrecht op zowel het grondvlak als het bovenvlak.
Bereken van deze achtkanter de hoogte in één decimaal nauwkeurig.
Teken een drieaanzicht van deze achtkanter. Zet weer de letters van de hoekpunten op de juiste plaats in je figuur.
Hoe groot zijn de hoeken van de opstaande zijvlakken?
Stel je voor dat deze achtkanter massief zou zijn. Hoe groot is dan zijn totale buitenoppervlakte?
Het zijaanzicht van een kegel is een gelijkbenige driehoek met zijden van `6` , `6` en `4` cm.
Hoe ziet een uitslag van deze kegel er uit? Geef ook de belangrijke afmetingen.
De kegel wordt geschilderd, de bodem niet. Hoeveel bedraagt de buitenoppervlakte?