Getallen schrijf je in het decimale stelsel.
Daarbij gebruik je de cijfers
`0`
,
`1`
,
`2`
,
`3`
,
`4`
,
`5`
,
`6`
,
`7`
,
`8`
,
`9`
.
De plaats van het cijfer geeft zijn waarde aan. De decimale komma scheidt de eenheden en de tienden.
Het decimale getal `16302,54` bestaat uit:
Het tegengestelde van
`16302,54`
is
`text(-)16302,54`
.
Dit is een negatief getal.
Op een getallenlijn of schaalverdeling zitten de positieve getallen rechts van
`0`
en de negatieve getallen links van
`0`
.
Hoe groter een getal, hoe verder het naar rechts zit, hoe kleiner een getal hoe verder
het naar links zit.
Voor
"groter dan"
gebruik je het teken
`gt`
, voor
"kleiner dan"
het teken
`lt`
.