Rekenen I > Getallen
1234567Getallen

Antwoorden van de opgaven

Opgave V1
a

`6, 5, 0, 4, 7` en nog eens `6` .

b

De eerste `6` stelt `6 xx 1000` voor.
De `5` staat voor `5 xx 100` .
De `0` staat voor `0 xx 10` .
De `4` staat voor `4 xx 1` .
De `7` staat voor `7 xx 1/10` .
De laatste `6` staat voor `6 xx 1/100` .
De punt is een scheidingsteken, dat om de drie cijfers wordt gebruikt, behalve tussen de eenheden en de tienden, daar staat de decimale komma.

c

Het getal `text(-)6.504,76` .

d

`13.009,52`

Opgave 1
a

`3`

b

`6`

c

`4`

d

`10` keer

e

Het getal wordt `100` keer zo klein.

Opgave 2
a

`2`

b

`3,5`

c

`3,15`

d

`5,1235`

Opgave 3

pijl a: `text(-)2,5`
pijl b: `3,3`
pijl c: `9,1`

Opgave 4
a

`4,65 >4,56`

b

`text(-)4,56 < 4,65`

c

`51,7 >15,7`

d

`5 < 5,074 < 6`

Opgave 5
a

`5,6 >5`

b

`8,2 < 9`

c

`0,5 < 0,501`

d

`1,34 > text(-)1,40`

Opgave 6
a

Bijvoorbeeld `5,71` en `5,7203456` .

b

Bijvoorbeeld `5,0112` en `5,0113` .

c

`6 < 6,025 < 7`

d

`5,34 < 5,3496 < 5,35`

Opgave 7
a

`3`

b

`5`

Opgave 8
a

`2,95 < 3 < 3,04 < 3,14 < 3,4 < 3,43 < 4,03 < 4,3`

b

`5`

c

`3,4` en `3,43`

Opgave 9

a: `11,7`
b: `11,45`
c: `11,91`

Opgave 10
a

`43,5`

b

`42,015`

c

`142,805`

Opgave 11
a

`90`

b

`13+1+103 = 117` (die `1` is het getal `0` ).

Opgave A1
a

Met een negatief-teken ervoor. Het gaat om temperaturen lager dan die waarbij water bevriest.

b

Dat het 6 graden Celsius vriest.

c

Nee, dat is niet zo, maar dan vriest het wel behoorlijk hard.

d

Je hebt nog een andere afspraak nodig om te bepalen hoever de streepjes uit elkaar moeten komen te staan.

e

Celsius:
De temperatuur waarbij water kookt bij een luchtdruk van `1` bar is gedefinieerd als `100`  °C.

Fahrenheit:
Het tweede referentiepunt, `32`  °F, vond hij door de thermometer in zuiver water te plaatsen waarop ijsvorming plaatsvond (het vriespunt van water). Het derde en laatste referentiepunt, `96`  °F, werd bepaald door de lichaamstemperatuur van een gezond persoon, gemeten in de mond of onder de oksel.

Opgave A2
a

- 4,5 m NAP.

b

- 6,76 m NAP.

c

328,96 m.

Opgave T1
a

`200`

b

`text(-)1234,5`

c

`12,345`

Opgave T2
a

`text(-)4,25 lt text(-)4,05 lt 1,15 lt 1,25` .

b

`5,5`

c

`1,20`

d

`text(-)1,40`

verder | terug