Het cijfer `2` heeft de waarde `200` (tweehonderd).
Het cijfer `2` heeft de waarde `0,2` (twee tiende).
`3`
`6`
`4`
`10` keer
Het getal wordt `100` keer zo klein.
`2`
`3,5`
`3,15`
`5,1235`
pijl a:
`text(-)2,5`
pijl b:
`3,3`
pijl c:
`9,1`
`4,65 >4,56`
`text(-)4,56 < 4,65`
`51,7 >15,7`
`5 < 5,074 < 6`
`5,6 >5`
`8,2 < 9`
`0,5 < 0,501`
`1,34 > text(-)1,40`
Bijvoorbeeld `5,71` en `5,7203456` .
Bijvoorbeeld `5,0112` en `5,0113` .
`6 < 6,025 < 7`
`5,34 < 5,3496 < 5,35`
`3`
`5`
`2,95 < 3 < 3,04 < 3,14 < 3,4 < 3,43 < 4,03 < 4,3`
`5`
`3,4` en `3,43`
a:
`11,7`
b:
`11,45`
c:
`11,91`
`43,5`
`42,015`
`142,805`
`90`
`13+1+103 = 117` (die `1` is het getal `0` ).
Met een negatief-teken ervoor. Het gaat om temperaturen lager dan die waarbij water bevriest.
Dat het graden Celsius vriest.
Nee, dat is niet zo, maar dan vriest het wel behoorlijk hard.
Je hebt nog een andere afspraak nodig om te bepalen hoever de streepjes uit elkaar moeten komen te staan.
Celsius:
De temperatuur waarbij water kookt bij een luchtdruk van
`1`
bar is gedefinieerd als
`100`
°C.
Fahrenheit:
Het tweede referentiepunt,
`32`
°F, vond hij door de thermometer in zuiver water te plaatsen waarop ijsvorming plaatsvond
(het vriespunt van water). Het derde en laatste referentiepunt,
`96`
°F, werd bepaald door de lichaamstemperatuur van een gezond persoon, gemeten in de
mond of onder de oksel.
m NAP.
m NAP.
m.
`200`
`text(-)1234,5`
`12,345`
`text(-)4,25 lt text(-)4,05 lt 1,15 lt 1,25` .
`5,5`
`1,20`
`text(-)1,40`